Foto Johan van de Gronden Bron: KWF
Gastcolumn Johan van de Gronden, filosoof, bestuurder en essayist
Als er een regeringscommissaris aan te pas moet komen, gaat het meestal om een ingewikkelde kwestie. Bij de Deltacommissaris is dat zeker het geval. De functie is met de invoering van een Deltawet in 2010 in het leven geroepen. De commissaris ziet toe op het uitvoeren van het Deltaprogramma, beschermt Nederland tegen hoogwater en besteedt aandacht aan de zoetwatervoorziening. Dat klinkt allemaal nog redelijk inzichtelijk, maar de achterliggende werkelijkheid is een stuk ingewikkelder.
Johan van de Gronden is filosoof, bestuurder en essayist. Hij gaf jarenlang leiding aan het Wereld Natuur Fonds en is sinds 2018 als directievoorzitter verbonden aan KWF Kankerbestrijding. Hij vervult diverse toezichthoudende en adviesfuncties op het vlak van natuur en milieu. Als voorzitter van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van de Agenda Natuurinclusief.
Zo dekt de naam al niet de lading: de Deltacommissaris gaat niet alleen over de delta - zeg laag Nederland met zijn riviermondingen, duinen, polders en dijken – maar ook over hoog Nederland, de zandgronden en het heuvelland. Het programma is geen rijksprogramma, maar een interbestuurlijk programma, waarin het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten de samenwerking zoeken. Dan is er ook klimaatverandering, een ontwikkeling die veel van onze traditionele aannames over waterveiligheid en waterbeschikbaarheid behoorlijk op zijn kop zet. Waar de horizon van gekozen bestuurders vaak reikt tot de volgende opiniepeiling of verkiezing, blikt de Deltacommissaris vrolijk tientallen jaren vooruit. In 2050 moet Nederland ‘klimaatbestendig’ en ‘waterrobuust’ zijn.
Het is dan ook geen wonder dat gewone burgers, zonder een formele scholing in bijvoorbeeld civiele techniek, hydrologie of bestuurskunde, zich gemakkelijk kunnen verliezen in het programma. Waar gaat het eigenlijk allemaal over? Wat betekent het voor mij? En hoe kan ik invloed uitoefenen op de uitvoering? Vaak overheersen associaties met watersnoodrampen, zoals die van februari 1953, of recenter, de overstromingen in juli 2021. De opkomstpercentages voor de Waterschapsverkiezingen schommelen rond de 50%, al heeft menig kiezer amper een idee op wie hij of zij een stem heeft uitgebracht. Water, daar hebben we als Nederlanders toch heel veel verstand van? De dichter Ed Leeflang (1929-2008) schetste bij de oplevering van het sluitstuk van de Deltawerken in 1986 de nationale trots treffend in een enkele regel: ‘Hier gaan over het tij / de maan, de wind en wij.’ De dichtregel staat in een betonnen balk bij de Oosterscheldekering gegraveerd. Het is vooral dat ‘wij’ waaruit een aan zelfoverschatting grenzend zelfvertrouwen spreekt.
Veel Nederlanders zullen wel in de gaten hebben dat het begint te knellen. Regelmatige zoetwatertekorten in de zomer duiden erop dat het in waterland Nederland kennelijk wél op kan. De woningnood oplossen door een miljoen huizen bij te bouwen blijkt ineens heel lastig als we diepe polders en overstromingsgevoelige gebieden willen mijden. En het Rijk roept ook nog eens dat het landelijk gebied grootscheeps op de schop moet, terwijl natuurorganisaties de ene na de andere noodklok luiden over de teruglopende kwaliteit van onze natuurgebieden.
Als er, denk ik, iets belangrijk is in dit hele speelveld, dan is het wel helderheid van taal. Van de Oostenrijks-Britse filosoof Ludwig Wittgenstein is de beroemde uitspraak dat de filosofie vooral een strijd is 'gegen die Verhexung unseres Verstandes durch die Mittel unserer Sprache'. Oftewel: ‘een strijd tegen de beheksing van ons verstand door onzorgvuldig taalgebruik’. Wittgenstein hield er dan ook een therapeutische taakopvatting van de filosofie op na. Tijdens de bestuurlijke overleggen van de Deltacommissaris waar ik als voorzitter van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving periodiek aan deel mag nemen, moet ik nog wel eens aan Wittgensteins raadgeving denken. Wat zou er in de filosoof zijn omgegaan als hij zijn oor te luisteren had kunnen leggen bij het dikwijls dikke bestuurlijke waterjargon? Hij zou het er druk mee hebben gehad.
Gelukkig zien de makers van het Deltaprogramma ook zelf in hoe belangrijk een eenvoudige weergave van de hoofdlijnen van het programma is. Er wordt op de website meer en meer gebruik gemaakt van simpele grafische beelden en eenvoudige pictogrammen om de voortgang aan te duiden. Dat is een goed begin. Jongeren krijgen meer stem in het formuleren en bijstellen van de doelen. Dat helpt ook. Zij zijn de volwassen bestuurders van 2050. En de Deltacommissaris overweegt om ook het betrekkelijk nieuwe instrument van een burgerberaad in te zetten. Dat laatste is spannend. Het is de lakmoesproef van een democratie, waar door het lot aangewezen leken heel concrete invloed wordt vergund op de inrichting van hun leefomgeving. Kom vooral naar het Deltacongres op 9 november in Groningen om nader kennis te maken met deze vorm van directe democratie.