Foto Twee bruggen bij Hedel overspannen de rivier de Maas en verbinden zo van oudsher de provincies Utrecht en Noord-Brabant. Bron: Michiel Rombouts
Aan het woord Annemieke Nijhof, directeur Deltares
Vijftien jaar geleden presenteerde de tweede Deltacommissie een inhoudelijk advies. De kernvraag die aan dit advies vooraf ging, formuleerde Cees Veerman in het voorwoord als volgt: hoe zorgen we ervoor dat ons land nog voor vele toekomstige generaties een aantrekkelijke plaats blijft om te wonen en te werken, te investeren en te recreëren? Het advies ging onder meer over veiligheidsnormering en over locatiekeuzes bij nieuwbouw, de kust, de wadden en het rivierengebied. In de woorden van de voorzitter destijds was ‘de dreiging niet acuut, maar wel urgent’. Het advies was geen reactie op een ramp, maar juist om een ramp te vermijden. Hoe kijkt Annemieke Nijhof, toenmalig Directeur-Generaal Water, nu naar wat er toen allemaal in gang is gezet? En met de komst van een nieuwe deltacommissaris: hoe groot is volgens haar het belang van het voortzetten van het Deltaprogramma?
‘Voor mij was de grootste opdracht ‘aanbeveling 12’. Hierin werd mijn opdracht geformuleerd om te zorgen dat er een (structureel) Deltafonds zou komen voor noodzakelijke investeringen. Daarnaast werd het mijn taak een Deltaregisseur aan te stellen die zorg zou dragen voor de interdepartementale afstemming; tussen alle betrokken bestuurslagen en partijen in de samenleving. Deze Deltaregisseur moest erop toezien dat het Deltaprogramma de broodnodige integrale aanpak zou krijgen. En tot slot was het mijn taak om een wet te maken waarin het Deltaprogramma, de Deltacommissaris én het Deltafonds werden vastgelegd.’
‘Om de vraag uit de inleiding nogmaals aan te halen: hoe kijk ik nu naar wat we toen in gang hebben gezet? Op het gevaar af om dingen achteraf te romantiseren, geef ik toch maar mijn persoonlijke reflecties. In de eerste plaats ben ik vooral trots op wat er tot stand is gebracht: we hebben al heel veel belangrijke Deltabeslissingen genomen en omgezet in grote uitvoeringsprogramma’s zoals het HWBP. Het Deltaprogramma is – mede als gevolg van het economisch gesternte in 2009 – minder integraal geworden dan de commissie had aanbevolen, maar het is wél een nationaal programma. Waterveiligheid en droogte staan nu prominent op de agenda. Waar in 2008 nog maar weinig aandacht was voor onze grote opgaven, is dat nu heel anders: het waterdossier is met stip gestegen op de agenda van onderwerpen waar mensen over praten. Waar in 2008 nog een commissie nodig was, agendeert het onderwerp zich nu ‘vanzelf’. En dat is meteen mijn tweede reflectie.’
‘Ik schrik enorm van de snelle veranderingen in de lange termijn verwachtingen uit het klimaatonderzoek. In 2008 werkten we met KNMI scenario’s uit 2006 die uitgingen van een zeespiegelstijging van 35 tot maximaal 85 centimeter in 2100. De Deltacommissie nam de vrijheid om actueler onderzoek van het IPCC te betrekken in haar probleemstelling én ook rekening te houden met bodemdaling. Dit resulteerde in een plausibel maar niet waarschijnlijk scenario van 1.3 meter in 2100 (bij nog hogere temperatuurstijgingen). De Deltacommissie redeneert dat het verstandig is om met de plausibele bovengrens van klimaatscenario’s rekening te houden, ook als het niet waarschijnlijk is dat dit scenario zich zal voltrekken.’
‘Ik moest hier aan denken bij de meest recente IPCC-scenario’s. Want vijftien jaar klimaatonderzoek heeft de bandbreedte rond de klimaatonzekerheid niet verkleind, maar laat een veel grotere en snellere verandering zien. Dat roept de vraag op of we nog steeds vinden dat we de plausibele bovengrens moeten hanteren in onze voorbereiding. Want 2100 is inmiddels ook vijftien jaar dichterbij gekomen. De snelle ontwikkelingen in de klimaatwetenschap schuurt met de gestage, stabiele langetermijnaanpak in het waterbeheer. Daar moeten we een antwoord op zoeken.’
‘In de derde plaats zijn de uitdagingen voor te veel en te weinig water pijnlijk duidelijk geworden; door de overstromingen in Duitsland, België en Nederland in de zomer van 2021 én door de schade als gevolg van de droogte in meerdere jaren. Onze verwachting dat we de ellende vóór konden zijn als we op tijd aan de voorbereiding begonnen, is niet uitgekomen. Klimaatverandering werd in 2008 nog als een langetermijnuitdaging gezien, maar de grenzen van het incasseringsvermogen van onze Delta zijn er nu al.’
‘Kortom: het is voor mij geen vraag óf er in 2023 nog behoefte is aan een Deltaprogramma, een Deltacommissaris en een Deltafonds. De uitdaging in onze Delta is naar mijn inzicht groter dan in 2008. Een Deltacommissaris moet die boodschap op de agenda houden en iedereen aansporen tot actie. De scheidend Deltacommissaris, Peter Glas, heeft dit ook met verve gedaan. Wél heb ik een simpele aanbeveling: zorg dat het Deltaprogramma écht uitdagend blijft door de focus op de lange termijn en de plausibele bovengrens te richten. Het Deltaprogramma moet het beleid van alle overheden uitdagen, van kritische observaties en analyses voorzien, maar niet het rijksbeleid overnemen. Dat kan de DG Bodem en Water prima zelf doen. De meerwaarde van het Deltaprogramma zit in het detecteren van de uitdagingen die als gevolg van de langetermijnontwikkelingen op de beslissingen van vandaag en morgen af komen. Daarvoor is, zoals de commissie Veerman al schreef, het werk nooit af: dat is eigen aan het leven in een delta. De omstandigheden en vooruitzichten zullen blijven veranderen. Het is daarom nodig het kennisniveau op peil te houden en de plannen steeds te blijven aanpassen aan de nieuwste ontwikkelingen en inzichten.’
‘Vanuit mijn huidige rol bij Deltares, kan ik het daar alleen maar hardgrondig mee eens zijn.’