Foto Het ensemble Schermer-Beemster ligt in het hart van Noord-Holland en maakt onderdeel uit van het voormalig Nationaal landschap Laag Holland. Bron: Tineke Dijkstra
Vijf vragen aan sociaal geograaf/planoloog Renske Peters
Renske Peters werkt al meer dan twintig jaar in het waterdomein, zowel op internationaal, nationaal als regionaal niveau. Hoewel het Deltaprogramma is opgezet voor Nederland, is het waardevol om de verbinding ook internationaal te versterken. Hoe zou dit aangepakt kunnen worden? We vragen het Peters. Hoe zou het Deltaprogramma de verbinding tussen de verschillende niveaus kunnen benutten? Hoe heeft zij de ontwikkelingen rondom het programma gevolgd?
Renske Peters is sociaal geograaf/planoloog. Ze werkte als directeur Waterbeleid op het ministerie van IenW. Ook vervulde ze de rol als directeur van internationale netwerkorganisatie Delta-Alliance en was lid van het Adaptation Committee van de Verenigde Naties (VN). Verder was ze van 2019 tot en met 2023 lid van het Algemeen Bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Daarnaast was Peters 10 jaar voorzitter van de Stichting Beschermers Amstelland. In 2023 ontving Peters een koninklijke onderscheiding vanwege haar inzet voor Amstelland.
Je zat dicht bij het vuur toen het Deltaprogramma ontstond. Heb jij de ontwikkelingen ook verder gevolgd? Wat betekent het Deltaprogramma voor jouw werk?
‘Het Deltaprogramma heeft veel invloed op mijn werk gehad. Het begon in 2008 met de opdracht aan de Commissie-Veerman waar ik nauw bij betrokken was. Er was ruimte voor een andere aanpak: van reageren op een ramp naar inzetten op voorkomen en daarbij ver vooruitkijken (100 jaar). De nieuwe koers werd verankerd in de Deltawet, inclusief langjarige financiën en een nieuwe bestuurlijke aanpak met het aanstellen van een deltacommissaris. Het is ervaring die ik ook in de jaren daarna in binnen- en buitenland veel gebruikte.
‘Hoewel er veel maatregelen zijn, mag het Deltaprogramma duidelijker laten zien dat we langetermijnkeuzes moeten maken’
De uitwerking in de verschillende programma’s volgde ik op hoofdlijnen. Het bouwwerk van de meerlaagse bestuurlijke aanpak was complex. De sturing lag in de beginjaren sterk bij de Rijksoverheid, maar verschoof naar de regio, waar de uitvoering moest plaatsvinden. Gebiedsprocessen werden opgestart om draagvlak te vergroten en maatwerk te leveren. In de loop der jaren nam de weerstand toe om vanuit het Rijk top down doelen te stellen. Als bestuurder van het waterschap kreeg ik ook daarmee te maken bijvoorbeeld bij de aanpak van bodemdaling. Bij gebiedsprocessen wordt veel overlegd en gewerkt onder de noemer ‘samen’. Als het aankomt op uitvoering, is er vaak geen duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling bij de verschillende bestuurslagen. Gebiedsprocessen kosten veel tijd en de uitvoering schuift vooruit. Meekoppelen, waarbij je adaptatiemaatregelen combineert met andere acties of doelen, is ook voor het Deltaprogramma mooi, maar het moet niet te complex worden zodat het proces tot stilstand komt. Het vraagt om helder geformuleerde kaders en verwachtingen aan de voorkant.’
Waar ligt de grootste uitdaging voor Nederland de komende jaren, als het gaat om het halen van de doelen van het Deltaprogramma?
‘In 2008 zei Cees Veerman als voorzitter van de Deltacommissie nog: “De dreiging is niet acuut, maar de opgave is wel urgent.” In 2024 is de dreiging wat mij betreft acuut geworden, om in 2050 daadwerkelijk klimaatbestendig te zijn. De druk op de uitvoering zal moeten worden vergroot, en er is een nieuwe structurele aanpak nodig. Hoewel er veel maatregelen zijn, mag het Deltaprogramma duidelijker laten zien dat we langetermijnkeuzes moeten maken. Uitvoering is nú aan de orde en reacties als “het overkomt ons” en “de voorgestelde ingrepen komen te snel” moeten we voorkomen. Daarom moet er meer aandacht voor een democratisch besluitvormingsproces en betrokkenheid van burgers komen.
‘Er ligt een enorme uitdaging om het Deltaprogramma ook op lokaal en regionaal niveau door te laten werken’
De focus van het Deltaprogramma is duidelijk en concreet. Aan de andere kant is de samenhang met ontwikkelingen in andere sectoren zo groot, dat je hier niet aan voorbij kunt gaan. Het leidend principe “water en bodem sturend” wordt uitgewerkt in de aangekondigde Nota Ruimte. Dit principe moet richting geven aan andere sectoren en is ook cruciaal voor het uitvoeren van het Deltaprogramma. Mijn zorg is dat het te veel op het niveau van richtinggevend blijft hangen. We hebben behoefte aan bindende afspraken op elke bestuurslaag, inclusief instrumenten op nationaal niveau als deltabeslissingen en planologische kernbeslissingen. De waterschappen moeten ook een sterkere rol vervullen en eigen instrumenten inzetten. Deze rol vervullen ze nu zeker nog niet. Op nationaal niveau zal een sterke regierol van het Rijk nodig zijn.
Een laatste punt dat meer aandacht nodig heeft, is mitigatie. Het Deltaprogramma richt zich op adaptatie, al is het tegelijk ook verbonden met mitigatie. De vraag is hoelang we ons kunnen blijven aanpassen, als er qua mitigatie te weinig voortgang wordt geboekt? Deze boodschap zal vanuit het Deltaprogramma sterk moeten worden uitgedragen.’
'Uitwisseling van praktijkervaringen en innovatie kunnen het Deltaprogramma nieuwe input opleveren'
Waarom is het betrekken van een internationale dimensie nodig bij het Deltaprogramma?
‘Wereldwijd heeft de aanpak van Delta’s een aantal zaken gemeen: het zijn economisch sterke gebieden met een zeer waardevolle kwetsbare natuur, die nauw verbonden is met de werking van de delta. De meerwaarde van een internationale dimensie is dat delta’s van elkaar kunnen leren. Dit was ook de gedachte achter de Delta Alliance, waarin achttien delta’s kennis uitwisselen. Voor het Deltaprogramma is het waardevol om de verbinding ook internationaal te versterken. Gezamenlijk onderzoek levert een meerwaarde, bijvoorbeeld onderzoek naar meer biobased solutions. Uitwisseling van praktijkervaringen en innovatie kunnen het Deltaprogramma nieuwe input opleveren. Een internationaal samengestelde groep onderzoeksinstituten borgt de uitwisseling.'
Als Nederland hebben we inbreng in multilaterale organisaties, zoals de VN. Ik heb zes jaar in het Adaptation Committee van de VN gezeten, Vanuit Nederland konden we concrete ervaringen inbrengen, wat zeer werd gewaardeerd. Inbreng van de ervaringen met het Deltaprogramma zouden in multilaterale verbanden zoals de VN, OECD en EU kunnen worden uitgebreid .’
Bij de uitreiking van de koninklijke onderscheiding op de Amstellanddag in 2023 werd je beschreven als ‘recht door zee, vriendelijk maar altijd strijdend voor haar doel: bescherming en behoud van het mooie Amstelland’. Waarom is dit zo belangrijk voor je?
Ik ben iemand die met veel energie haar steentje wil bijdragen aan het publieke belang, en dan met name in het fysieke domein. Ik doe dit op verschillende manieren, ook als vrijwilliger. Ik vind het belangrijk iets aan je eigen omgeving bij te dragen. Voor mij was dat Amstelland, de groene scheg aan de zuidkant van Amsterdam die diep de stad in steekt. Ik zette mij in om met de Stichting Beschermers Amstelland, een cultuurhistorisch gaaf landschap te behouden en toegankelijk te maken voor de inwoners. Je leert de overheid van de andere kant kennen, je leert samen met bewoners en boeren de waarden van het gebied te vertalen. Het gebied is nu een icoon waarvan de waarde alom wordt erkend.’
‘De meerwaarde van een internationale dimensie is dat delta’s van elkaar kunnen leren’
Je werkt in het waterdomein op verschillende schaalniveaus. Wat kan werken op lokaal en regionaal niveau voor het Deltaprogramma betekenen?
‘Er ligt een enorme uitdaging om het Deltaprogramma ook op lokaal en regionaal niveau door te laten werken. Hoewel er in projecten in de regio Amsterdam veel gebeurt vanuit het Deltaprogramma, is de afstand tussen het lokaal bestuur en het Deltaprogramma groot. Het Algemeen Bestuur (AB) van het waterschap Amstel Gooi en Vecht (AGV) kent, durf ik wel te stellen, het Deltaprogramma hooguit als naam. De relatie tussen de bestuursagenda van het waterschap en het Deltaprogramma zou voor iedereen helder moeten zijn.
Ook zou de betrokkenheid van besluitvorming binnen het Deltaprogramma duidelijker moeten worden bij de besluitvorming over de delen die het waterschap raken. De deltacommissaris heeft hier een mooie taak. Voor AGV zijn bijvoorbeeld het IJsselmeergebied, wateropslag in de polders, de zoetwatervoorziening en de relatie met Rijkswaterstaat belangrijk. Besluitvorming onttrekt zich nu aan het AB, waar vooral de korte termijn besluiten en dan met name de financiën aan de orde zijn.
Het Deltaprogramma kan overleg oppakken met de besturen van de waterschappen over hun rol en positie naar de toekomst. Het waterschap is nog steeds de meest onbekende bestuurslaag bij de burgers. Als het Deltaprogramma ingebed wil zijn in elke bestuurslaag, inclusief betrokkenheid op lokaal niveau, dan zal daar nog veel energie in gestopt moeten worden.
Het blijft uniek dat we in Nederland een Deltaprogramma hebben!'