Foto Het congres Zeespiegelstijging. Fotografie: Martijn Beekman, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Begin maart presenteerde het Kennisprogramma Zeespiegelstijging op een groot congres in Bussum de resultaten van het onderzoek van drie consortia naar de mogelijke oplossingen voor de zeespiegelstijging op de lange termijn. Nederland kan een zeespiegelstijging van vijf meter in de toekomst aan, maar de gevolgen zullen groot zijn en de keuzes ingrijpend, was de centrale boodschap tijdens het congres. Annemiek Roeling (ministerie van IenW) en Jos van Alphen (Staf Deltacommissaris) van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging blikken terug.
‘Ik ben echt heel tevreden’, zegt Van Alphen. “We hadden met vierhonderd deelnemers een volgeboekt congres, de resultaten van het onderzoek zijn door de trekkers van de consortia op een hele goede manier gepresenteerd en we hebben er ook veel media-aandacht voor gekregen.” Roeling: ‘Er kwam onwijs veel energie vrij op het congres en het was leuk om te zien dat de zaal zo betrokken was. We hadden toch wel een complexe boodschap te brengen. In de buitenwereld blijft vooral hangen dat we vijf meter zeespiegelstijging aan kunnen. De aandacht voor dit onderwerp is natuurlijk hartstikke goed, maar tegelijkertijd gaf dit wat onrust in de waterwereld omdat het keihard werken wordt en er op termijn echt ingrijpende keuzes gemaakt moeten worden.’
'Het is belangrijk om te zien wat er nodig is om vijf meter zeespiegelstijging technisch aan te kunnen'
Drie denkrichtingen centraal
Tijdens het congres stond het nieuwe onderzoek van drie consortia centraal die hebben gekeken op welke manier Nederland een sterke zeespiegelstijging aan zou kunnen. De drie zogenoemde denkrichtingen stonden daarbij centraal: ‘beschermen’, ‘meebewegen’ en ‘zeewaarts’. De consortia bestonden uit advies- en ontwerpbureaus, kennisinstellingen, overheden en bedrijven. Hun opdracht was om de denkrichtingen zo concreet mogelijk te maken en te kijken naar onder meer haalbaarheid, effecten en kosten.
De denkrichting ‘beschermen’ bouwt voort op deels al bekende maatregelen zoals het aanvoeren van zand, waterkeren of het wegpompen van overtollig water. De denkrichting ‘zeewaarts’ benut ruimte op zee, bijvoorbeeld in de vorm van een groot kustmeer om ingrijpende maatregelen in de Rijnmond en Drechtsteden te voorkomen. ‘Meebewegen’ richt zich op aangepast landgebruik of bebouwing om water meer ruimte te geven. Tijdens het congres maakten sprekers duidelijk dat geen van de denkrichtingen voor heel Nederland de absolute oplossing biedt voor een flinke zeespiegelstijging. Een regionale combinatie van maatregelen uit de onderzoeken ligt het meest voor de hand (zie ook Ruimte voor Zeespiegelstijging). Van Alphen: ‘Het is belangrijk om te zien wat er nodig is om vijf meter zeespiegelstijging technisch aan te kunnen. Dan zie je dat het er heel veel ingrijpende keuzes achter weg komen en het veel ruimtelijke impact zal hebben. Er zijn gevolgen voor het watersysteem, maar ook voor bijvoorbeeld het landgebruik, de scheepvaart, de natuur.’
'In de toekomst kunnen we niet alles meer vanuit het watersysteem weg masseren. Dat begint steeds meer door te dringen, met name in de regio’s waar de effecten als eerste op ons af komen'
Roeling licht toe: ‘We hebben het over een complex vraagstuk waarvoor geen simpele oplossingen zijn. In de toekomst kunnen we niet alles meer vanuit het watersysteem weg masseren. Dat begint steeds meer door te dringen, met name in de regio’s waar de effecten als eerste op ons af komen. Het is belangrijk dat we voldoende kennis op tafel krijgen, zodat we tijdig kunnen inspelen op de keuzes die we moeten gaan maken. Dat hoeven we nu nog niet te doen, maar we moeten wel ruimte reserveren die in de toekomst nodig is om ons te beschermen tegen zeespiegelstijging.”
Tussenbalans
Dat de zeespiegel stijgt, is duidelijk. Maar hoe snel, en met hoeveel centimeter of zelfs meters, dat is onzeker. Om tijdig de juiste stappen te zetten en vooral kennis te vergaren hebben de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de deltacommissaris in 2019 samen het Kennisprogramma Zeespiegelstijging opgezet. Vorig jaar werden de eerste onderzoeksresultaten gepubliceerd in de Tussenbalans en werd duidelijk dat we met onze huidige strategie met dijkversterkingen en zandsuppleties nog lange tijd vooruit kunnen. Maar ook dat wateroverlast en verzilting door zeespiegelstijging verder verergeren en nu al in toenemende mate aandacht vragen.
Metrokaart
Van Alphen en Roeling zijn inmiddels met alle betrokkenen binnen het Kennisprogramma, het ministerie en het Deltaprogramma volop bezig voor de volgende stap: de ontwikkeling van adaptatiepaden. Van Alphen vertelt: ‘We brengen in een metrokaart de hoofdkeuzes voor maatregelen in beeld, op basis van de verschillende scenario’s voor de snelheid waarmee de zeespiegel stijgt. Er zitten ook bouwstenen voor systeemkeuzes in, over de afvoerverdeling bijvoorbeeld en de Rijn-Maasmonding. Die zijn onderwerp van de lopende herijking van het Deltaprogramma. Met die verschillende toekomstbeelden en bouwstenen kunnen de regio’s vervolgens aan de slag. Zij kunnen daarbij gebruik maken van de verschillende typen maatregelen die de consortia nu hebben uitgewerkt. Het hangt heel sterk af van de karakteristieken van de regio welke combinatie van maatregelen wordt ingezet.’ Met de metrokaart wordt ook inzichtelijk gemaakt wanneer de eerste beslissingen genomen moeten worden, geeft Roeling aan. ‘De regio’s van het Deltaprogramma kunnen dit benutten voor het proces van de herijking van de deltabeslissingen in 2026.’
Deltacommisaris: ‘We moeten richting gaan geven’
Deltacommissaris Co Verdaas sprak tijdens het congres over de zeespiegelstijging lovend over de vereende krachten waarmee de drie denkrichtingen zijn uitgewerkt. “De vraag is nu: hoe gebruiken we de kennis die is opgedaan? Het is ingewikkeld om besluiten te nemen terwijl je nog niet alles weet. Maar we moeten wel richting gaan geven. Ingrijpende veranderingen kosten veel tijd. Over de Deltawerken hebben we vele decennia gedaan. Dan is het jaar 2100 ineens heel dichtbij. Ook Directeur-generaal Jaap Slootmaker van het ministerie van IenW was enthousiast over het werk van de consortia: “In geen enkel landelijk programma wordt zo ver vooruitgekeken als in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Dat maakt het mogelijk om vroegtijdig te anticiperen op datgene wat op ons afkomt.”