Foto Een jongen neemt een sprong in het water van de IJssel tijdens de hete zomer in 2019. Bron: Tineke Dijkstra
Gastcolumn door Bart Parmet, kwartiermaker Deltaprogramma en oud-directeur Staf deltacommissaris
Eens besmet met het Deltaprogrammavirus, altijd besmet. Dat bleek recentelijk maar weer eens, toen we met oud-Deltaprogrammadirecteuren, inclusief de eerste deltacommissaris Wim Kuijken, bij elkaar kwamen. We maakten in de eerste jaren veel mee. Als collectief mochten we bijdragen aan het stevig neerzetten van het Deltaprogramma, de deltabeslissingen en de rol van de deltacommissaris. Heel fijn om elkaar weer te zien.
Bart Parmet studeerde in 1990 af als hydroloog aan de Universiteit Wageningen. Hij werkte daarna tot 2003 bij Rijkswaterstaat. Eerst in de rol van onderzoeker van de effecten van klimaatverandering voor de waterhuishouding van Nederland, daarna als programma- en projectleider en manager. Vervolgens werkte hij bij het Directoraat-Generaal Water van het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat als hoofd van de afdeling Veiligheid en Wateroverlast. Ook was hij daar procesmanager voor kennis en innovatie. In 2007 werd Parmet bestuurlijk secretaris van de commissie Veerman, de tweede Deltacommissie, en daarna kwartiermaker voor de deltacommissaris. In deze rollen was hij betrokken bij de oprichting van het Deltaprogramma. Vanaf 2010 werkte hij als directeur van de staf van deltacommissaris Wim Kuijken aan de verdere ontwikkeling van het Deltaprogramma. Sinds eind 2015 is Parmet directeur strategie van de provincie Overijssel.
‘Alles moet snel en alles kost tijd’
De eerste leerervaring kun je samenvatten als: ‘alles moet snel en alles kost tijd’. We wisten dat het tijd zou kosten om tot deltabeslissingen te komen, dat schreven we in het eerste Deltaprogramma ook op. Van veel kanten kwam de vraag of het niet sneller kon. Maar we namen de tijd en dat leidde tot goede deltabeslissingen die op een groot draagvlak konden rekenen. Zorg dat je de tijd neemt als de vraagstukken daarom vragen. Haastige spoed...
‘Zorg dat je de tijd neemt als de vraagstukken daarom vragen’
De opbouw van de deltacommunity vormde een essentieel onderdeel van de beginjaren van het Deltaprogramma. We investeerden in elkaar. Naast formele waren er ook informele overleggen waarin we dieper met elkaar in gesprek gingen over wat nodig was of over hoe we elkaar konden helpen. En natuurlijk was er het Deltacongres waarbij we als gehele deltacommunity jaarlijks samenkomen. Dit vat ik samen als “je komt met de inhoud zover als de opgebouwde relatie je toestaat”.
‘We zijn zover als we zijn’
Het Deltaprogramma is een adaptief programma. We spelen in op onzekerheden en nemen de beslissingen die nodig zijn. Elk jaar is er een volgend programma, dat voortbouwt op het vorige en nieuwe inzichten en resultaten toevoegt. In zo’n voortrollende aanpak zit een vanzelfsprekende adaptieve kracht. Het zorgt voor een soort rust die je nodig hebt om voortgang te boeken: ‘we zijn zover als we zijn’.
‘Het Deltaprogramma is altijd klaar en nooit af’
‘Geen doorzettingsmacht, wel doorzettingskracht’
Tot slot komt er volgens de Deltawet altijd een jaarlijks advies. Daarmee geeft de Deltawet de deltacommissaris geen doorzettingsmacht, maar wel doorzettingskracht. Want het jaarlijkse advies nodigt uit om mee te doen. Immers, het Deltaprogramma wordt beter door de inbreng van alle betrokkenen. Bovendien is er één overkoepelend belang: een veilige delta met voldoende zoetwater.
Het Deltaprogramma is altijd klaar en nooit af. De lessen blijven goed bruikbaar. Ik kijk alvast uit naar de (leer)ervaringen en de daaruit voortkomende tegeltjeswijsheden van de nieuwe deltacommissaris en zijn team.