Foto Door het uitschuren van de rivierbodem rond de ruim 30 jaar geleden aangelegde stenen laag op de bodem van de Waal bij Nijmegen ontstaat bij laagwater een drempel. Dit zorgt voor afname van de bevaarbaarheid. Bron: Rijkswaterstaat

Rijk en regio werken aan een toekomstbestendig rivierengebied

Een mijlpaal op weg naar een toekomstbestendig rivierengebied: het Ontwerp Programma Integraal Riviermanagement (IRM) is klaar. Het wordt waarschijnlijk later deze maand vastgesteld in de ministerraad en daarna start de inspraak begin 2024. ‘Voor dit nieuwe rivierenbeleid kan wat mij betreft de vlag uit’, zegt rivierkundige Saskia van Vuren van Rijkswaterstaat en strategisch adviseur van de deltacommissaris. Haar handen jeuken om aan de slag te gaan met maatregelen om de rivierbodemdaling aan te pakken. Dat is namelijk een goede eerste stap om het rivierengebied toekomstbestendig te maken. En dat kan op een manier die zo goed mogelijk uitwerkt voor zowel veiligheid, scheepvaart, zoet waterbeschikbaarheid, regionale economische ontwikkeling en natuur.

Saskia van Vuuren
Saskia van Vuren. Bron: NOS

‘We krijgen door klimaatverandering vaker te maken met extreme hoogwaterpieken en langdurigere laagwaterstanden in zeer droge periodes. Daarom wordt het nog urgenter om de rivieren anders in te richten’, benadrukt Van Vuren. ‘Dat begint als eerste met de aanpak van de doorgaande bodemdaling van de rivier en met maatregelen voor de waterafvoer bij hoog- en laag water. Hoog waterstanden moeten omlaag en laagwaterstanden moeten omhoog. Daarvoor is nieuw rivierenbeleid gemaakt, dat in het Programma IRM wordt vastgelegd.’

Ontwerp Programma Integraal Riviermanagement 

In het Ontwerp Programma IRM staat nieuw rivierenbeleid voor rivierbodemligging en sedimenthuishouding en afvoer- en bergingscapaciteit. Welke maatregelen we precies moeten uitvoeren in het riviersysteem en op welke plek, hoeveel ruimte dat precies vraagt, hoe we gebiedsgericht en integraal kunnen samenwerken en welke internationale afspraken nodig zijn, wordt in de eerste fase IRM concreet uitgewerkt op basis van een routekaart

De eerste fase IRM leidt tot uitvoeringsstrategieën voor Rijn, Maas en op (inter)nationaal niveau en start met een tweejarig werkplan. Het doel van dit werkplan is onder meer informatie aanleveren voor de herijking van de Deltabeslissingen en de Voorkeursstrategie Rijn en Maas. Voor de Nota Ruimte en voor de provinciale omgevingsvisies levert IRM informatie aan over de ruimte die nodig is voor een toekomstbestendig rivierengebied. Lees meer over de besluitvorming van het Ontwerp Programma IRM. 

De gevolgen van een dalende rivierbodem 

Een lagere rivierbodem betekent lagere rivierwaterstanden, lagere grondwaterstanden en dus verdroging. Dat is slecht voor de natuur in de uiterwaarden. De rivierbodem zakt niet overal en zakt niet overal even snel. Daardoor ontstaat verschil in diepte in de rivier en hier heeft de scheepvaart last van. 

Ook verandert de verdeling van het beschikbare water: bij laag water gaat er steeds minder water naar de IJssel en meer water naar de Waal. Daardoor gaat er geleidelijk steeds minder zoetwater naar het IJsselmeer, een belangrijke zoet waterbuffer voor Noord-Nederland. Zo zijn er meer negatieve effecten te noemen. 

Samengevat is de aanpak van de rivierbodem een cruciale sleutel om de rivieren beter te laten functioneren. Het nieuwe rivierenbeleid in het Ontwerp Programma IRM maakt dit straks mogelijk. 

Bodemdaling: hoe en wat in het kort 

Hoe het nu precies zit met de gevaren en oorzaken van die dalende rivierbodem, staat in de Systeembeschouwing Rijn en Maas. Die is vorig jaar in opdracht van IRM gemaakt, met Van Vuren als projectleider. Kort samengevat: in het verleden hebben we de riviergeulen in het Maas- en Rijngebied vastgelegd met kribben en strekdammen. Het sneller stromende water neemt meer zand en grind (sediment) weg van de rivierbodem dan dat er wordt aangevoerd. Zo slijt de bodem zich in en komt steeds dieper te liggen. Door de aanleg van stuwen en dammen wordt ook minder sediment aangevoerd uit het buitenland, dit versterkt de bodemerosie in Nederland. 

Alphons van Winden
Alphons van Winden. Bron: privé

Kansen pakken bij uitvoering rivierenbeleid 

Het rivierenbeleid IRM is dan weliswaar nieuw, maar er is en wordt in het rivierengebied al van alles gedaan om dat toekomstbestendig te maken. Denk alleen al aan de vijftien IRM-pilots in het Rijn- en Maasgebied. Van Vuren: ‘Rijkswaterstaat is gestart met het uitwerken van riviermaatregelen om de riviererosie te stoppen. Die zorgen ook voor een betere waterafvoer, voldoende zoet water en drinkwater, natuur en de ecologische waterkwaliteit, bevaarbaarheid en regionale economische ontwikkeling. Zo kan een rivier met meer stroomgeulen bijvoorbeeld veel potentie hebben, omdat die goed is voor meerdere van deze doelen.’ 

Een mooi voorbeeld van dit meerdere stroomgeulen concept is het plan Ruimte voor middenafvoeren, dat herstel van de rivierbodem combineert met natuurontwikkeling. Landschapsecoloog Alphons van Winden van natuur- en landschapsontwikkelingsbureau Stroming, is er medeopsteller van. ‘Het is een uitwerking van het totaalplan Levende Rivieren van het Wereld Natuur Fonds en andere natuurorganisaties voor natuurherstel in het gehele rivierengebied’, licht hij toe. 

Zandmotor
Aanpak bodemerosie in de praktijk: zandmotoren in de Waal bij Nijmegen dragen bij aan het herstel van de rivierbodem. Bron: Rijkswaterstaat

‘Door het water in de rivier beter te verdelen over het zomerbed [de hoofdgeul, red.] en het winterbed met daarin nevengeulen, neemt de stroomsnelheid van water af en daarmee ook het sedimenttransport. We brengen het aanbod en transport beter met elkaar in balans; er blijft meer sediment achter in het zomerbed van de rivier en daar slijt de rivierbodem minder uit. Het voordeel is dat je in die extra nevengeul makkelijk meer variatie kunt maken voor de natuur.’ 

Ecologische winst dus. Denk aan een boom die je in zo’n oevergeul op een ondiepe zandbank legt, zodat waterbeestjes zich daar makkelijk aan hechten. Die filteren de algen uit het water en zijn zelf weer voedsel voor vissen, die op hun beurt gegeten worden door vogels. In nevengeulen met langzamer stromend water zetten vissen hun eitjes makkelijker af. ‘Deze oevers zijn ook aantrekkelijke recreatiegebieden’, geeft Van Winden aan. 

Illustratie van natuurvriendelijke langsdam
Een langsdam is om de rivierstroming te geleiden. Bron: ontwerpbureau BVR

Samen verder verkennen 

‘In de manier waarop we de rivierbodemerosie aanpakken, kunnen we veel winst behalen voor meerdere doelen’, constateert Van Vuren. ‘Het concept van een rivier met meerdere stroomgeulen, is wat dat betreft zeker kansrijk om verder te verkennen.’ 

Een ander voorbeeld van het meervoudige stroomgeulenconcept is te vinden in de Waal. Daar zijn in 2015 zogenoemde langsdammen aangelegd, om de rivierstroming te geleiden. Uit dit project weten we dat de rivierbodemdaling hier inderdaad stabiliseert. ‘Door eerdere ingrepen in het verleden hebben wij een rivier gemaakt die wil eroderen. De rivier meer ruimte geven, kan dus helpen.’ Wel zijn meer en ook andere maatregelen nodig, benadrukt Van Vuren. ‘We moeten ook stoppen met “ontgrondingen” in het zomerbed en op sommige plekken zullen we zand moeten toevoegen. Dat staat ook in het Ontwerp Programma IRM.’ 

Van Winden hoopt dat er bij het uitvoeren van het nieuwe rivierenbeleid elk geval meer aandacht komt voor natuurlijke nevengeulen. ‘We moeten af van de stenige oevers om de rivierstroming te geleiden. Daarvoor moeten we vaak ook nog materiaal van ver halen, met veel impact op het milieu. Laten we het vanuit IRM in het rivierengebied sowieso duurzamer aanpakken, het liefst met het gebruik van gebiedseigen materialen.’