Foto Leon Geilen. Bron: gemeente Sittard-Geleen
Leon Geilen is wethouder bij de gemeente Sittard-Geleen. Vanuit de commissie ‘Ruimte, Wonen, Mobiliteit’ sloot hij recent als nieuw lid aan bij de stuurgroep Deltaprogramma namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Hoe kijkt hij naar de samenwerking tussen VNG en het Deltaprogramma? En hoe kunnen gemeenten de kansen die het Deltaprogramma biedt, op lokaal niveau verzilveren?
Wat betekent het Deltaprogramma voor gemeenten? En voelen gemeenten de urgentie van klimaatadaptatie?
‘Ik denk dat het vooral nodig is dat gemeenten weten hoe belangrijk het Deltaprogramma – en daarmee onze waterveiligheid – is. Het programma draagt bij aan bewustwording van de gevolgen van klimaatverandering. Gemeenten voelen de urgentie van het programma zeker. En wanneer het Rijk er middelen voor beschikbaar stelt, ontstaat er ook meer urgentie om daaraan te werken. VNG levert natuurlijk ook een bijdrage aan die bewustwording. Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat het voor sommige gemeenten een zoektocht is. Want hoe vertaal je de doelstellingen op nationaal niveau naar lokaal niveau? Daar kan nog wat verscherping in plaatsvinden.’
Waar ligt de grootste uitdaging voor gemeenten de komende jaren als het gaat om het halen van de doelen van het Deltaprogramma?
‘Gemeenten staan voor grote opgaven. De klimaatopgave, de energietransitie, sociale opgaven en de woonopgave. Belangrijk is dat bij het zoeken naar oplossingen, die opgaven niet met elkaar conflicteren. Het is lastig om de goede opgaven met de juiste prioriteit neer te zetten. En al helemaal als de financiering te wensen overlaat. Een bijkomende uitdaging is namelijk dat er vaak alleen financiering is voor de wateropgave (waterveiligheid, maar ook waterbeschikbaarheid). Terwijl een klimaatadaptief Nederland om veel meer gaat dan die opgave alleen. Denk aan het aanleggen en onderhouden van groen en het bestrijden van hittestress.’
Genoeg menskracht is een derde uitdaging voor gemeenten, vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. ‘Als ik naar onze eigen regio kijk, zowel bij gemeenten als bij bedrijven, zie ik ook krapte op het gebied van de deskundigheid om met onder meer de wateropgave om te gaan. Terwijl die opgave heel groot is.’
In de gemeenten komen alle opgaven samen. Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat gemeenten klimaatadaptatie echt meenemen in de projecten binnen het fysieke domein?
‘Het Rijk moet een meer integraal beleid ontwikkelen en ervoor zorgen dat we dit beleid ook op regionaal niveau kunnen uitvoeren. Dat gaat dus om de juiste prioritering, maar ook om het aanreiken van de juiste middelen. Wat die prioritering betreft, deel ik de lijn die de VNG ook inzet: water en bodem is sturend en leidend voor alle andere opgaven. Ik denk dat dat een heel verstandige keuze is.’
‘Tegelijkertijd betekent dat nogal wat. Je moet heel kritisch gaan kijken naar plannen die er al liggen en nog niet uitgevoerd zijn. Als we in Nederland nog een miljoen woningen erbij moeten bouwen, dan is er meer ruimte nodig. Als we tegelijkertijd uitgaan van ‘Water en bodem sturend’ heeft dat tot gevolg dat we aangepast moeten bouwen. En dan is de vraag: wie gaat dat betalen? We moeten anders kijken naar de andere opgaven en heel goed de belangen tegen elkaar afwegen.’
Hoe zorg je ervoor dat gemeenten voldoende kijken naar de langetermijngevolgen van klimaatverandering en hier rekening mee houden in hun investeringen?
‘Gemeenten houden over het algemeen rekening met de langetermijngevolgen van klimaatverandering. Maar dat het lastig is om het te combineren met de andere opgaven, is een feit. Kies je, zoals minister de Jonge wil, voor snel woningen realiseren? Of sluit je op voorhand gebieden uit waar water eigenlijk de ruimte moet krijgen, zoals minister Harbers wil? Wat en wie gaat voor? En hoe pak je dit aan? Daar moet het Rijk echt keuzes in maken. Nu zijn gemeenten enerzijds geneigd hun blik op langetermijnopgaven te richten, maar voelen anderzijds de urgentie van kortetermijnopgaven. Daar afwegingen in maken, op lokaal niveau , met een beperkt budget én met de wil om met alles rekening te houden, is behoorlijk lastig.’
Er zit dus veel spanning op de totale opgaven waar gemeenten voor staan, in combinatie met de middelen die ze daarvoor hebben. ‘Wil je als gemeente vergroenen? Dan gaat dat bijvoorbeeld ten koste van opgaven in het sociaal domein, of andersom. Om op nationaal niveau klimaatadaptief te worden, moet het Rijk zijn prioriteiten structureel duidelijk krijgen. En hiernaar handelen.’
De gemeente Sittard-Geleen werd ook getroffen voor de extreme neerslag in juli 2021, hoe kijk je daar op terug? Is er sindsdien wat veranderd, bijvoorbeeld op bestuurlijk gebied?
‘Het toont vooral aan hoe kwetsbaar het gebied is en hoe belangrijk het is dat we ons bewust zijn van die kwetsbaarheid. Tegelijkertijd kunnen we niet alles oplossen met maatregelen. Daar ligt ook een rol voor de VNG en voor het Deltaprogramma: we moeten er samen voor zorgen dat inwoners bewuster en zelfredzamer zijn. De afgelopen jaren voerden we al risicodialogen met inwoners. Om ze bewust te maken van de risico’s en van de maatregelen die ze zelf kunnen nemen. Dat kan al zijn: een paar tegels uit de tuin wippen.’
Hoe de wethouder nu als bestuurslid op de zomer van 2021 terugkijkt? ‘Er is meer bewustwording nodig, zowel regionaal als landelijk. De kabinetsbrief over ‘water en bodem sturend’ als leidend principe is daar een goed voorbeeld van. Het laat zien dat we steeds meer rekening moeten houden met alles wat met water te maken heeft. En dat zie je ook in de manier waarop waterschappen, provincies en gemeenten samen die opgave proberen aan te pakken. Zeker in Limburg zie je nu dat die partijen elkaar gevonden hebben. Dat is een belangrijke bestuurlijke stap die voortkomt uit die zomer. Het heeft ons allemaal wakker geschud.’