Foto Illustratie van Deltaplan IJsselmeergebied. Bron: Leon de Korte Information Graphics
Nieuwe website: Hoofdlijnenbrochure IJsselmeergebied
Bekijk hier de hoofdlijnen voor het IJsselmeergebied in de Hoofdlijnenbrochure IJsselmeergebied
Deltabeslissing IJsselmeergebied
Deltabeslissingen zijn beleidsmatige kaders die in het Nationaal Deltaprogramma tot stand komen. De deltabeslissing IJsselmeergebied geeft het kader voor waterveiligheid en zoetwater in deze regio.
De hoofdlijnen van deze beslissing zijn:
- De waterafvoer van het IJsselmeer naar de Waddenzee vindt plaats met een combinatie van spuien en pompen bij de Afsluitdijk.
- Het gemiddelde winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer kan na 2050 maximaal 30 centimeter meestijgen met de zeespiegel.
- Ongeveer de helft van Nederland maakt gebruik van de zoetwatervoorraad van het IJsselmeergebied. Rijkswaterstaat (RWS) past flexibel peilbeheer toe om de zoetwatervoorraad te borgen.
- Na 2050 kan de bandbreedte van flexibel peilbeheer toenemen van 20 naar 50 centimeter.
De volledige deltabeslissing IJsselmeergebied is te lezen in Deltaprogramma 2021
Herijking in 2026
Iedere zes jaar vindt in het Deltaprogramma een herijking plaats: een check of de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën nog up-to-date zijn. Ontwikkelingen en nieuwe inzichten kunnen dan leiden tot aanpassingen. Op dit moment loopt het proces van de tweede herijking, medio 2026 vindt de afronding plaats. Naast de nieuwe klimaatscenario’s en het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) leveren ook het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en het programma Integraal Riviermanagement (IRM) belangrijke input voor de herijking van de deltabeslissing IJsselmeergebied. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen rekening te houden met benodigde ruimte voor toekomstige dijkversterkingen en peilveranderingen.
Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging laat de omvang van de zeespiegelstijging nauwkeuriger zien. Het programma brengt in beeld hoe houdbaar – en eventueel oprekbaar – de bestaande strategieën voor waterveiligheid en zoetwater zijn. De zeespiegelstijging heeft in het IJsselmeergebied gevolgen voor de afvoermogelijkheden naar de Waddenzee en verzilting van de zoetwatervoorraad. Het nationaal waterbeleid biedt ruimte om na 2050 het winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer met maximaal 30 centimeter mee te laten stijgen met de zeespiegel.
Het programma IRM bereidt besluiten voor over de bodemligging van de rivieren. De besluiten kunnen gevolgen hebben voor de afvoer over de IJssel. Dat heeft weer gevolgen voor de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer, in het voorjaar en in de zomer. De ambitie is om zo lang mogelijk voldoende water aan het IJsselmeer te kunnen leveren.
Dijkversterkingen
Sinds 2017 gelden nieuwe normen voor de primaire waterkeringen in Nederland. In 2050 moeten al deze waterkeringen aan die normen voldoen.
De waterschappen en RWS monitoren de waterkeringen en beoordelen of ze aan de normen voldoen. Als dat niet het geval is, kunnen dijkversterkingen nodig zijn. De Houtribdijk is inmiddels versterkt en voldoet sinds 2020 aan de nieuwe normen. Aan de versterking van de Markermeerdijken en de Afsluitdijk wordt gewerkt. Andere versterkingen zijn in voorbereiding, waaronder die van de IJsselmeerdijk in Flevoland.
Spuien en pompen
Overtollig water in het IJsselmeer wordt afgevoerd naar de Waddenzee. Tot nu toe gebeurt dat volledig door water onder vrij verval te spuien: als het water in de Waddenzee laag genoeg staat, gaan de spuisluizen in de Afsluitdijk open. Het water stroomt dan vanzelf weg.
Zeespiegelstijging maakt spuien steeds moeilijker. Het dagelijkse tijdsvenster waarin het water in de Waddenzee lager staat dan in het IJsselmeer wordt korter en het verval kleiner. Het gevolg is dat steeds minder water ‘vanzelf’ uit het IJsselmeer kan wegstromen naar de Waddenzee. Daarom komen er pompen in de Afsluitdijk. Met de combinatie van spuien en pompen blijft tot 2050 voldoende waterafvoer naar de Waddenzee mogelijk. Als de zeespiegel verder stijgt, kan het noodzakelijk zijn meer of grotere pompen te plaatsen.
Stresstest IJsselmeergebied
Het IJsselmeer is de grootste strategische zoetwatervoorraad van Nederland. Landbouw, natuur, industrie en de drinkwatervoorziening in het noordelijk deel van Nederland zijn ervan afhankelijk. In 2021 voerde het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) een stresstest uit voor de zoetwatervoorziening vanuit het IJsselmeer en Markermeer. Hieruit blijkt dat de kans op watertekort sterk toeneemt. Bij de formulering van de eerste deltabeslissing IJsselmeergebied in 2014 was de verwachting dat watertekort eens in de vijftig tot honderd jaar op kan treden. De stresstest laat zien dat dit vanaf 2050 eens in de vijf jaar kan zijn. Uit de test blijkt ook dat verzilting via de sluizen van de Afsluitdijk veel groter is dan eerder aangenomen. En dat er meer zoetwater nodig is om die verzilting weg te spoelen.
Zodra nieuwe klimaatscenario’s beschikbaar zijn, herhaalt het DPZW de stresstest. Bij de herijking van de deltabeslissingen in 2026 wegen het DPZW en het DPIJ opnieuw de maatregelen af om de grootste knelpunten op te lossen. Hierbij houden de programma’s rekening met de gevolgen van deze maatregelen voor onder meer waterveiligheid, natuur en scheepvaart.
Beleidskader nieuwe watervragers
De inzet van de deltabeslissing IJsselmeergebied is het in evenwicht houden van het aanbod van zoetwater en de vraag ernaar. Het hele jaar door is er vraag naar zoetwater in de regio IJsselmeergebied. Voor drinkwater, natuur, landbouw en industrie. De watervraag kan toenemen door nieuwe ontwikkelingen, zoals bevolkingsgroei, verziltende polders en vernatting van veenweidegebieden. Maar ook door de komst van datacenters en waterstofproductie. Deze nieuwe watervragers leggen druk op de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer. Om watertekorten te beperken is adaptief beleid nodig.
De overheden in de regio IJsselmeergebied werken daarom aan een regionaal beleidskader voor nieuwe watervragers. Zodat ze vergelijkbare afwegingen blijven maken bij nieuwe watervragen. Ze houden onder meer rekening met de periode waarin water nodig is, de omvang van de watervraag en de waterbeschikbaarheid. Maar ook met andere watervragers in de omgeving en de mogelijkheden om in droge periodes zelfvoorzienend te zijn of een watertekort te accepteren.
Ruimtelijke verkenning
Het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied (BPIJ) laat een Ruimtelijke Verkenning uitvoeren. De verkenning moet handvatten opleveren om samen afwegingen te maken over nieuwe ontwikkelingen in het IJsselmeergebied.
Provincies, gemeenten, waterschappen, het Rijk en maatschappelijke organisaties brengen samen de opgaven en ontwikkelingen in het IJsselmeergebied in kaart. Denk bijvoorbeeld aan woningbouw, recreatie en mobiliteit. En aan de energietransitie, natuur en stikstofreductie. Deze opgaven hebben grote ruimtelijke impact en consequenties voor de zoetwatervoorraad en de waterveiligheid. Daar komen de gevolgen van klimaatverandering nog bij.
Deze opgaven en ontwikkelingen vragen om een integrale aanpak. De partijen verkennen samen waar het knelt en waar kansen liggen. De ambitie is om tot een gebiedsoverstijgend afwegingskader voor bestuurlijke keuzes te komen. De Ruimtelijke Verkenning is eind 2023 gereed.
Water en bodem sturend
Het Rijk heeft besloten dat water en bodem sturend moeten zijn in de ruimtelijke inrichting. Omdat we steeds vaker tegen de grenzen van ons bodem- en watersysteem aanlopen (Kamerbrief najaar 2022). Deze keuzes gelden op nationaal en regionaal niveau.
Een aantal keuzes gaat specifiek over het IJsselmeergebied. Zo moeten we rekening houden met grotere peilfluctuaties in het IJsselmeer en Markermeer voor de zoetwatervoorziening. Het Rijk actualiseert in overleg met de regio het beleid voor buitendijkse ontwikkelingen. Behalve voor overstroombare natuur is nieuwe landaanwinning in de meren niet toegestaan. Ook nieuwe eilanden vallen daaronder. In veenweidegebieden gaat de grondwaterstand omhoog.
Het uitgangspunt van de brief is het principe van ‘niet afwentelen’: het gebruik van water en bodem mag geen ongewenste effecten veroorzaken voor toekomstige generaties, andere gebieden of andere functies. Daarnaast mag privaat gebruik geen ongewenste effecten hebben op publieke waarden en investeringen. Vanwege de vele functies in de regio IJsselmeergebied vraagt dit voortdurend om een goede afweging van de verschillende belangen.