Foto Sander Mager. Bron: PicturePeople
Gastcolumn Sander Mager, bestuurder van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en vice-voorzitter van de Unie van Waterschappen
Toen ik in 2015 in het Algemeen Bestuur van ons waterschap zitting nam, gingen de discussies daar tot mijn verbazing grotendeels over technische uitvoeringsaspecten. De afgelopen jaren is dat in rap tempo veranderd. En terecht, want water staat inmiddels centraal in vrijwel alle grote transitieopgaven waar Nederland mee worstelt. Het werk van de waterschappen verandert daarmee ook, van technisch beheer van watershapswerken naar sturen op gewenste maatschappelijke impact.
Sander Mager is bestuurder van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en is vice-voorzitter van de Unie van Waterschappen. Bij het waterschap is hij als portefeuillehouder verantwoordelijk voor de thema's zuiveringen, klimaat en internationale zaken. Bij de Unie is hij voorzitter van de uniecommissie Waterketen & Emissies en vertegenwoordigt hij de waterschappen aan Haagse tafels over alles wat met waterkwaliteit, de Kaderrichtlijn Water, circulaire economie en de afvalwaterketen te maken heeft.
Het water bepaalt
Lange tijd was ons antwoord op veilig water een dijk, ons antwoord op schoon water een zuivering en ons antwoord op voldoende water een gemaal. Inmiddels werken we aan meerlaagse veiligheid, aan bronbeleid en aan het herstellen van de waterbalans. De waterschappen komen daarmee ook steeds meer op het terrein van andere overheden. Dat roept vragen op over rollen en verantwoordelijkheden, maar ook over instrumenten, houding en gedrag.
De beleidsbrief 'Water en Bodem Sturend' illustreert duidelijk dat water weer zo belangrijk wordt als het moet zijn. In plaats van het watersysteem aan te passen aan ruimtelijke en economische ontwikkeling, gaat het water weer meer bepalen wat er ruimtelijk en economisch op een bepaalde plaats kan. Terecht, want de grote urgentie voor het waterrobuust en klimaatadaptatief maken van onze omgeving is helaas groter dan veel mensen erkennen.
'Waterschappen durven steeds vaker een stevig signaal af te geven'
De veranderende rol van waterschappen
Mij valt alleen op dat waterschappen ondanks die urgentie niet altijd dwingend genoeg kunnen of willen zijn. Onze rol lijkt zich vaak te beperken tot participatie in netwerken en het meewegen van het waterbelang naast andere belangen. We beperkten ons vaak tot het faciliteren van (door anderen) gewenste ontwikkelingen. Dat moet echt anders als we in 2027 de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en in 2050 onze doelstellingen van het Deltaprogramma willen halen.
Waterschappen kennen een lange traditie van faciliteren en accommoderen. Dat zit in ons DNA. Toch is ook dat aan het veranderen, omdat steeds meer waterschappers ontdekken dat we veel meer in huis hebben. Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet moet de gemeente de opvattingen van de waterbeheerder betrekken bij het omgevingsplan. Het waterbelang moet zo worden meegenomen in ontwikkelingen. Dat is een stap vooruit, hoewel het nog steeds een afweging blijft met andere belangen.
Het waterschap als Waterautoriteit
Recente adviezen van bijvoorbeeld Waterschap Zuiderzeeland (over bouwplannen Lelystad) Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (over bouwplannen Rijnenburg) en mijn waterschap, Amstel Gooi en Vecht (over ontwikkeling Lutkemeerpolder), laten zien dat waterschappen steeds vaker een stevig signaal af durven te geven bij waterstaatkundig ongunstige ruimtelijke ontwikkelingen. Ook zijn verschillende waterschappen bezig hun Waterschapsverordening aan te passen om effectief te kunnen sturen op bijvoorbeeld klimaatadaptatie en waterkwaliteit. Voor de KRW is dat rijkelijk laat, maar voor klimaatadaptatie biedt dit zeker kansen.
‘Wat ons misschien tegenhoudt om die regionale waterautoriteit te worden, is ons eigen zelfverkozen Calimero-gevoel’
Zo zijn de waterschappen zich al aan het ontwikkelen tot echte regionale waterautoriteiten. En dat is de hoogste tijd. Met hun historische en actuele informatie over het watersysteem, hun langetermijnvisie en hun uitvoeringskracht hebben we al veel ingrediënten in handen. Nu moeten we noodzakelijke vervolgstappen zetten. Door regionale wateropgaven in alle openheid en volledigheid te adresseren. Door proactief kennis te delen. Door altijd zienswijzen in te dienen als het waterbelang onvoldoende geborgd is. Door gericht stakeholders te betrekken bij gebiedsprocessen. Door het eigen instrumentarium dwingender in te richten. En door af en toe écht met de vuist op tafel te slaan. Met borging van het belang van water in wet- en regelgeving ondersteunen we vervolgens deze rolverandering.
Misschien is wat ons tegenhoudt om die regionale waterautoriteit te worden vooral ons eigen zelfverkozen Calimero-gevoel. Onterecht, wat mij betreft. We hebben al zoveel in huis. Het ontbreekt ons alleen nog te vaak aan zelfbewustzijn en aan lef. En dat hebben we toch echt zelf in de hand!