Foto Veldbezoek aan Rhône delta. Bron: Chris Zevenbergen
Een interview met hoogleraar Delta Urbanism Chris Zevenbergen over de noodzaak van verbeelding in de wetenschap
Verbeelding en rede moeten hand in hand gaan in het ontwerpen van een toekomstbestendige delta, vindt hoogleraar Delta Urbanism Chris Zevenbergen. ‘De rol van verbeelding in wetenschap hebben we juist nu hard nodig’. Zevenbergen is onderdeel van het collectief Redesigning Deltas (RDD): een trans- en multidisciplinair initiatief van verschillende onderzoeksinstituten en universiteiten dat pleit voor een sterke positionering van ontwerpend onderzoek in toekomstverkenningen. Waarom verdient die verbeelding meer aandacht? En welke oproep doet de hoogleraar aan de deltacommissaris?
Chris Zevenbergen is hoogleraar Delta Urbanism aan TU Delft en hoogleraar Water Management aan IHE Delft. Na zijn studie Ecologie aan Wageningen Universiteit en zijn promotieonderzoek in de Geochemie aan Universiteit Utrecht heeft hij gedurende 25 jaar diverse functies bekleed in de consultancy en in het uitvoerend bedrijfsleven. De waterveiligheid van Nederland en de rol van ruimtelijke ordening hebben in deze functies altijd zijn belangstelling gehad. Zo was hij in de periode 2009-2013 betrokken bij de wetenschappelijke evaluatie van het programma Ruimte voor de Rivier. In de afgelopen acht jaar heeft hij als adviseur bijgedragen aan diverse buitenlandse waterprojecten van Rijkswaterstaat.
Het belang van de ontwerpende aanpak
De snelheid van sociaal-economische veranderingen en klimaatveranderingen vraagt om het verkennen van een mogelijke omschakeling in het Deltaprogramma, vertelt Zevenbergen. Van de huidige adaptieve benadering naar een transformatieve aanpak. ‘Hoe we het tot nu toe hebben benaderd is incrementeel: een adaptatiestrategie van steeds een beetje bijschaven om Nederland klimaatbestendig te maken. De noodzaak voor het nemen van beslissingen over grote ingrepen op de langere termijn was nog niet aanwezig. Kleine stapjes zetten leek voorlopig voldoende.’
‘Zonder verbeelding kun je geen transformatie doormaken’
Maar deze aanpak alleen is niet genoeg, volgens Zevenbergen. ‘De noodzaak van drastische ingrepen lijkt steeds dichter bij te komen, mede door de lange ‘levertijd’ van deze ingrepen en veranderingen. Denk hierbij niet alleen aan vervanging van de Maeslantkering of het omarmen van een alternatieve hoogwaterbeschermingstrategie, maar ook aan de gevolgen voor landgebruik in kader van "water en bodem sturend". Bij transformatief deltamanagement ga je ervanuit dat je een grote stap moet nemen om een fundamentele verandering op systeemniveau te kunnen bewerkstelligen. Dat vraagt om een verandering in het denken, oftewel: het nemen van een systeemsprong. En het vraagt dus ook om verbeelding die voorbij de transitie reikt.’
Verbeelding is het vermogen van de menselijke geest om mentale beelden en concepten te creëren die niet bestaan of gebaseerd zijn op de werkelijkheid zoals we die ervaren.
Om daar te komen, is volgens Zevenbergen een ontwerpende aanpak nodig. Een aanpak waarin je eigenlijk twee werelden verenigt: die van de verbeelding, wensen en waarden enerzijds, en die van de analyse en feiten (de rede) anderzijds; dus van het ontwikkelen en inzetten van grondige kennis van het “systeem”. Zevenbergen: ‘Die verbeelding is heel belangrijk om een toekomst te kunnen indenken die níet het gevolg is van het stapsgewijs aanpassen van het huidige, maar één die er nog niet is en perspectief biedt. De constante wisselwerking tussen die feitelijke onderbouwing en verbeelding leidt uiteindelijk tot een ruimtelijk ontwerp. Dat is de essentie van RDD.’
De noodzaak van verbeelding
‘Zonder verbeelding kun je geen transformatieve ingreep realiseren’, vertelt de hoogleraar. ‘Maar in onderwijs en onderzoek is de ruimte voor verbeelding helaas beperkt; slechts in enkele disciplines is deze “ingekaderd”. Die beperkte ruimte voor verbeelding zie je ook in de bèta-technische wetenschappen. Terwijl grote denkers uit de waterbouwgeschiedenis, zoals Johan van Veen (ontwerper van o.a. de Deltawerken), stuk voor stuk hun verbeelding gebruikten. Van Veen had het vermogen om een visie neer te zetten, om heel ver vooruit te kijken. Tegelijkertijd zag hij de noodzaak om zijn visie zo goed mogelijk door te rekenen en te onderbouwen. Feiten werden aangevuld met verbeelding, die op zijn beurt weer tot nieuwe kennisvragen leidden.’
‘Op dit moment zijn we met onze rekenmodellen niet in staat om de langetermijnprocessen van onze delta goed door te rekenen’, vertelt Zevenbergen. ‘De huidige kennis over onze delta als een complex, dynamisch systeem is niet toereikend.’ Hij ziet dat er stukjes zijn, maar mist nog een noodzakelijk integraal model waar Nederland mee verder kan. Ook op het terrein van ruimtelijke ontwerpmethodieken is er volgens hem nog een weg te gaan. Net als in de betrokkenheid van sociale en economische wetenschappen in het ontwerp om maatschappelijke processen mee te nemen. ‘Dat brengt mij tot de conclusie dat we absoluut nog veel te weinig prioriteit geven aan onderzoek en onderbouwing van wat nodig is om die toekomstverkenningen te maken, inclusief de paden ernaartoe. In de komende decennia gaan we vele tientallen miljarden euro’s uitgeven aan de bescherming en inrichting van onze delta. Dat vraagt nú om het vrijmaken van tientallen miljoenen euro’s voor onderzoek. Maar wat er nu daadwerkelijk wordt besteed aan onderzoek, is echt heel, heel beperkt.’ Daarbij ziet Zevenbergen een enorm potentieel aan ontwerpers en (landschaps)architecten waar maar amper gebruik van wordt gemaakt. ‘Dat laatste begint nu gelukkig langzaam te veranderen, in het kader van de tweede herijking van het Deltaprogramma’, zegt Zevenbergen hoopvol.
Deltaprogramma mag steviger punt maken
Volgens Zevenbergen mag het Deltaprogramma ook een steviger en radicaler punt gaan maken. Meer investeren in onderzoek waarbinnen universiteiten, andere kennisinstituten en de ontwerpende beroepspraktijk samenwerken. Zevenbergen: ‘Het Deltaprogramma is iets heel unieks en ook wel echt een rots in de branding. Het geeft continuïteit en stevigheid aan het realiseren van een veilige en leefbare delta. Dit doet het programma onder meer door kortetermijnbeslissingen aan langetermijnopgaven te verbinden.’ Maar om dit proces te ondersteunen en ervoor te zorgen dat het goed verloopt, is een breed en samenhangend onderzoeksprogramma wel een voorwaarde, volgens Zevenbergen. ‘In de loop van de tijd lijken de ambities en prioriteiten van het Deltaprogramma te zijn verschoven. In het begin was waterveiligheid het belangrijkste en nu zie je dat vraagstukken over de ruimtelijke ordening dominanter zijn. Dat benadrukt nog eens de noodzaak van een samenhangend onderzoeksprogramma met brede insteek.’
Geef meer ruimte aan andersoortige denkwijzen
Tot slot pleit Zevenbergen ervoor dat we moeten leren van onze geschiedenis. ‘Investeren in een breed spectrum aan toekomstplannen loont. Het implementeren van die plannen kan snel gebeuren wanneer er nood aan de man is. Dat zag je bij onze Deltawerken en Ruimte voor de Rivier: de implementatie verliep vlot, maar het ontwikkelen van deze transformatieve ingrepen duurde jaren. Dat betekent ook dat we veel ruimte moeten geven aan andersoortige denkwijzen, aan een nieuwe manier van denken.’
De oproep van Zevenbergen zou dus zijn: ‘Laat verbeelding en rede in samenhang terugkomen en even belangrijk zijn. Belangrijke wetenschappers als Einstein zeiden al dat verbeelding minstens net zo belangrijk is als kennis, want zonder verbeelding kom je niet vooruit. Dus koester dat, geef dat prioriteit en investeer veel meer in onderzoek dat dit omarmt.’
In het artikel Centraal Holland: een ontwerpgerichte benadering voor Deltaprogramma 2027, vertelt dr. Fransje Hooimeijer, universitair hoofddocent aan de TU Delft, Faculteit Bouwkunde, afdeling stedenbouw en sectie milieutechnisch ontwerpen, uitgebreider over de ontwerpgerichte benadering. Zij leidde het Delta Atelier waarin vijftien ontwerpbureaus, in groepjes van drie, in totaal vijf toekomststrategieën voor de Nederlandse delta’s ontwierpen.