Foto De Noordwaard. Bron: Ruimte voor de Rivier

Het Europese onderzoeksprogramma SpongeScapes versnelt oplossingen die de sponswerking van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewatersysteem verbeteren. Dit project is eind 2023 officieel begonnen en moet bijdragen aan het verbeteren van de veerkracht van landschappen tegen klimaatextremen als overstromingen en droogte. Willem Jan Goossen vertelt vanuit zijn rol in de Europese Commissie over het belang van dit onderzoeksprogramma en de betekenis voor het Deltaprogramma.

Portret van Willem Jan Goossen
Willem Jan Goossen. Bron: privé

Willem Jan Goossen is vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gedetacheerd bij DG Climate Action van de Europese Commissie. In de rol van policy officer Climate Adaptation, schrijft hij onder andere mee aan de Europese klimaatadaptatiestrategieën en de actieprogramma’s die daaruit voortkomen. Zo werkt hij aan een betere voorbereiding op overstromingen en langdurige droogte, waaronder het verbeteren van de sponswerking van landschappen. 

Verbeterde sponswerking moet klimaatextremen tackelen

‘SpongeScapes is een 4-jarig onderzoeksprogramma van 3 miljoen euro in 7 landen. In het programma werken 10 Europese partnerorganisaties onder leiding van Deltares samen. Centraal staat de vraag hoe je het landschap op stroomgebiedniveau zodanig kan herinrichten of ontwikkelen dat het beter op huidige en toekomstige klimaatdreigingen is voorbereid. Vanuit de Europese Commissie (EC) stimuleren we onderzoek op dit gebied enorm. Daarom hebben we dit grote onderzoeksprogramma gefinancierd.’

‘In heel Europa neemt de kans op intensieve regenbuien en ernstige droogte toe. In natuurlijke gebieden worden deze extremen gebufferd. Nu het klimaat verandert, is er extra belangstelling voor de vraag: hoe zorg je ervoor dat bij intensieve regenval het water als een spons wordt opgenomen in de grond, maar dat je in de zomer, bij droogte, juist gebruik kunt maken van nalevering van grondwater? Daar doen de onderzoeksinstituten binnen SpongeScapes onderzoek naar, op 14 onderzoekslocaties in diverse gebieden in Europa, op verschillende typen grond met diverse functies. In Italië wordt bijvoorbeeld een meer stedelijk gebied onderzocht en in Polen en Zuid-Frankrijk meer landelijk gebied. De twee Nederlandse onderzoekslocaties (Chaamse Beken en Aa dal) liggen in relatief vlak zandgebied, en die in Slovenië en Griekenland in berggebied.’

Kennis uit SpongeScapes goed voor (regionale) Nature-based Solutions 

‘De EU-commissie was zo enthousiast over SpongeScapes dat een nieuwe open call is uitgezet voor een groter programma dat zich nog meer richt op het opschalen van Nature-based Solutions voor klimaatveerkrachtige landschappen. Nature-based Solutions zijn oplossingen die natuurlijke processen herstellen en vaak ook andere functies ondersteunen, zoals betere, robuustere land- en tuinbouw. De winnaar van de oproep is het programma SpongeWorks. In dit programma kunnen bepaalde maatregelen voor het vergroten van de sponswerking voor langere tijd worden gemonitord.’

'Door grootschalige toepassing van Nature-based Solutions snijdt het mes aan meerdere kanten'

‘Beide programma’s zijn ontzettend interessant voor de regionale en thematische deelprogramma’s van het Deltaprogramma. Uit de kennis en innovatie die binnen SpongeScapes en SpongeWorks wordt opgedaan, zijn namelijk ook regionale (nature-based) oplossingen te halen voor de verschillende typen landschap die Nederland rijk is. Door grootschalige toepassing van Nature-based Solutions snijdt het mes aan meerdere kanten. Samenwerken met de natuur helpt om ons beter voor te bereiden op klimaatverandering, legt koolstof vast in de bodem en biedt nieuwe perspectieven voor landgebruik. Het herstel van de sponswerking van het landschap is eigenlijk niets anders dan het grootschalig toepassen van allerlei Nature-based Solutions die klimaatadaptatie ondersteunt.’

Leren van andere Europese klimaatadaptatieprogramma’s

‘De meerwaarde van zo’n groot Europees programma is dat kennisinstituten uit verschillende lidstaten veel kennis met elkaar kunnen uitwisselen. Het blijkt dat Europese onderzoeksprogramma’s bijdragen aan de vorming van internationale netwerken, waar experts vaak over lange periodes met elkaar samenwerken. Ook is de bereidheid om over je eigen grenzen te kijken, een heel effectieve manier om voortgang te boeken bij het aanpakken van complexe vraagstukken.‘

‘Als je naar Europa kijkt, zijn er weinig landen die zo ver zijn met het ontwikkelen van een klimaatadaptatieprogramma als Nederland. Het Deltaprogramma richt zich op de voor Nederland meest urgente klimaatbedreigingen – intensieve regenval, zeespiegelstijging, langdurige droogte en hitte – in zowel stedelijk als landelijk gebied. Met name de nauwe samenwerking tussen het Rijk, de provincies, waterschappen, gemeenten en onderzoeksinstituten, de rol van de deltacommissaris én het feit dat er elk jaar een Deltacongres is, maken het Deltaprogramma in Europese context uniek.’ 

‘Toch valt er voor Nederland, en dus ook het Deltaprogramma, nog het nodige te leren van adaptatieprogramma’s van andere landen in Europa. In het verleden liep Nederland op het gebied van milieu en water vaak nog voorop, wat maakt dat Nederland nog altijd meer de neiging heeft om te vertellen wat zij doet, in plaats van open te staan voor andersoortige oplossingen.’

'De steun vanuit Europa middels Europees landbouw-, en klimaatbeleid is hard nodig om deze transities vorm te geven.’

Europees landbouwbeleid cruciaal voor ondersteunen transities

‘Op Europees niveau, en in vele lidstaten zelf, is er een groeiende bewustwording dat het toepassen van Nature-based Solutions gewenst is. Dat zie je ook duidelijk terug in beleid en strategieën. Maar we zien ook dat, ondanks die steun, Nature-based Solutions in de praktijk nog best lastig toe te passen zijn. Mogelijk heeft dat te maken met het veranderen van landgebruik. We zien dat boeren in een gebied met drainage ervaren dat het gebied veel gevoeliger is geworden voor langdurige droogte. Als je dan tot het inzicht komt dat het waarschijnlijk beter is om andere gewassen te verbouwen of het probleem structureel aan te pakken door een deel van de drainage eruit te halen, dan is de vraag wie die investeringen moet maken. En mogelijk wil die boer wel een ander gewas aanplanten, maar heeft die de komende jaren nog een meerjarig contract om bepaalde gewassen te verbouwen. Kortom, dit soort structurele veranderingen kosten tijd, geld en de bereidheid nauw samen te werken. Uiteindelijk gaat het ook om zorgen voor een gezonde economie met veerkrachtige bedrijven. Daarom is de steun die vanuit Europa middels Europees landbouw-, en klimaatbeleid ook zo belangrijk. Die is hard nodig om deze transities vorm te geven.’