Foto Kennisdag Zoetwater 2024 op 7 oktober. Bron: Rob Bouman
Verslag over de nationale Kennisdag Zoetwater 2024
Op maandag 7 oktober 2024 vond de nationale Kennisdag Zoetwater plaats. Een dag waar deelnemers van overheden, kennisinstellingen, drinkwaterbedrijven en marktpartijen kennis met elkaar delen. Duidelijk is dat er lastige keuzes moeten worden gemaakt om Nederland weerbaar te houden tegen droogte. Mede daarom lopen er diverse onderzoeken en programma’s om ons te helpen navigeren richting een onzekere toekomst.
‘Water wordt een schaars goed’. Met deze woorden opent Marcela Laguzzi, manager Deltaprogramma Zoetwater, de Kennisdag. ‘Hoe zorgen we dat er nu en in de toekomst genoeg is in Nederland?’ Met de ervaring van de vier droge jaren sinds 2018 voelen we dat de zoetwateropgave toeneemt, er lopen allerlei onderzoeken op landelijk en regionaal niveau om hier meer onderbouwing en duiding aan te geven. Wanneer weten we of we genoeg doen om de waterproblemen aan te pakken? Dit staat centraal in de herijking van het Deltaprogramma, waar nu hard aan wordt gewerkt.
Om Nederland weerbaar te maken moeten alle sectoren – van landbouw tot industrie, scheepvaart én consumenten – voorbereid zijn op waterschaarste. De voorlopige ambitie van zoetwater bestuurders is dat niemand vaker dan eens in de twintig jaar een watertekort ervaart door droogte. ‘De vraag is hoeveel dat mag kosten’, aldus Laguzzi: ‘En als het niet lukt, hoe groot is dan de pijn en wie ervaart die?’
Watervraag en -tekorten nemen toe
Matthijs van den Brink, senior adviseur waterkwantiteit bij Rijkswaterstaat, geeft een inkijk in de resultaten van de onderzoeken die nu lopen. Het landelijke beeld is dat de zoetwatervraag toeneemt, ook in gunstige scenario’s voor 2050 en 2100, terwijl het natuurlijke aanbod achterblijft. De tekorten in 2050 zijn flink groter dan de tekorten die we nu in droge jaren al kennen. De tekorten in 2100 zijn zeer ingrijpend en kunnen niet met het huidige Nederlandse watersysteem worden opgevangen, met serieuze gevolgen voor de watergebruikers.
Belangrijke oorzaken hiervoor zijn de afnemende rivierafvoer, meer verdamping door stijgende temperaturen en toename van verzilting. Op de hoge zandgronden daalt daardoor de grondwaterstand verder. Als de waterpeilen in het veenweidegebieden worden verhoogd om bodemdaling te remmen in West-Nederland stijgen de grondwaterstanden juist. Hetgeen zorgt voor een extra watervraag terwijl de aanvoer al onder druk staat.
Van den Brink: ‘Duidelijk is dat er iets moet gebeuren, omdat de watervraag én -tekorten toenemen. Als we niets doen, is de situatie in 2100 waarschijnlijk onhoudbaar.’
Over de grens kijken
Aan de hand van wat andere landen ondernemen tegen zoetwatertekorten wil Niko Wanders, universitair docent Hydrologie, Universiteit Utrecht, de discussie over keuzes in Nederland inspireren. Hij ziet drie oplossingsrichtingen: voorkomen, aanpassen en accepteren. Op het gebied van aanpassen kan wet- en regelgeving een knop zijn om aan te draaien. Spanje en Australië doen dit bijvoorbeeld via de inzet van waterrechten. Watergebruikers zoals landbouw en natuur krijgen daarbij een vastgesteld aandeel van het beschikbare water. Dat recht kunnen ze eventueel onderling verhandelen. De Verenigde Staten slaan water grootschalig op voor irrigatie van landbouwgronden. ‘Niet zuinig en niet efficiënt’, aldus Wanders, ‘maar mogelijk is investeren in druppelirrigatie voor ons land interessant.’ Japan stopte in bepaalde gebieden volledig met grondwateronttrekkingen, waarna de bodemdaling is gestopt.
De aanpak van andere landen is niet één op één toepasbaar in Nederland, erkent Wanders. ‘Maar we staan voor lastige keuzes en dan is het slim om te kijken welke oplossingen elders goed werken.’ Een realistisch uitgangspunt is volgens hem dat watertekorten niet volledig te voorkomen zijn. Als voorbeeld in de oplossingsrichtingen accepteren noemt hij het Verenigd Koninkrijk, waar in bepaalde regio’s hosepipe bans gelden: inwoners mogen in droge periodes geen drinkwater gebruiken om hun auto te wassen of de tuin te sproeien. Wanders pleit ervoor dat Nederland droogte gaat monitoren en de schade kwantificeert. Dat helpt om keuzes voor het aanpassen van ons watersysteem te onderbouwen. ‘Overigens bestaat er niet zoiets als één ideale oplossing. Het komt aan op kiezen tussen kwaad en minder erg.’
‘Nu aan de bak voor 2050’
Dat brengt dagvoorzitter Laguzzi op de vraag of de watertekorten zorgwekkend zijn. Van den Brink meent van wel: ‘Ook in de gunstige scenario’s moeten we nu aan de bak als we in 2050 resultaten willen bereiken.’ Realisatie van maatregelen duurt immers lang en de lijst aan mogelijke maatregelen is groot.
‘Wat weten we nog niet over droogte en zoetwater?’, wil Laguzzi weten. Wanders noemt beleidskeuzes in andere landen. ‘Als Duitsland en Zwitserland meer water gaan gebruiken in droge periodes, is er minder water voor Nederland. We moeten dus volgen wat er in het buitenland gebeurt en intensiever samenwerken.’
Workshop De droogte-aanpak in Vlaanderen
Na de lunch zijn er workshops over uiteenlopende onderwerpen als verzilting langs de kust en de effecten op agrarische bedrijven, inzichten in vernatting van laagveen en de ervaringen met hydrologisch herstel van verdroogde natuurgebieden. We lichten hier één sessie uit.
Sofie Herman en Ywan de Jonghe van de Vlaamse Milieumaatschappij vertellen over de droogte-aanpak in Vlaanderen. In Europa staat Vlaanderen hoog op de lijst van gebieden die risico lopen op waterschaarste en droogte. In tegenstelling tot Nederland is er geen rivier zoals de Rijn die ook in droge perioden basisaanvoer van water garandeert. Door klimaatverandering loopt het neerslagtekort in de zomer snel op, terwijl waterbeheer (voorheen) gericht was op snelle afvoer.
Met de in 2020 ingevoerde Blue Deal zet de Vlaamse regering in op het verhogen van de waterbeschikbaarheid en vermindering van de vraag door slim watergebruik. Dat gebeurt via financiële prikkels en regelgeving. Er wordt gewerkt aan 70 projecten, bijvoorbeeld op het gebied van natte natuur en herinrichting van waterlopen. Voor gemeenten is er een blauwdruk over omgaan met hemelwater- en droogteplannen. Deze landelijke aanpak heeft volgens Herman als voordeel dat zij niet zelf het wiel hoeven uit te vinden.
Ook in het grondwaterbeheer is gekozen voor centralisatie, vult De Jonghe aan. Zo is er een verplichte registratie (de erkenningsregeling) voor boorbedrijven, die borgt dat bedrijven volgens de voorschriften werken en de boorinformatie deugdelijk registreren. Dit levert onder meer betere rapportages op. Bij grondwaterwinningen zijn vergunningen niet langer eeuwigdurend, wat bijsturen mogelijk maakt. Dat geldt ook voor tijdelijke bemalingen, waar veel strenger naar wordt gekeken. Verder heeft Vlaanderen een openbaar digitaal loket waar iedereen terecht kan en bijvoorbeeld melding kan maken van activiteiten die niet zijn toegestaan. De tijd is te kort om de veelheid aan vragen van de deelnemers te beantwoorden. Dit maakt weer eens duidelijk hoeveel landen van elkaar kunnen leren over waterbeheer.