Foto Natuurlijke oplossingen waterbeheer. Bron: WUR
Siep Groen werkt als senior beleidsmedewerker bij het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Na 21 maart 2025 gaat hij met pensioen. In Deltanieuws blikt hij terug op een lange geschiedenis bij het Deltaprogramma. Daarnaast blikt hij vooruit naar een Nederland waarin we, als het aan hem ligt, toe bewegen naar sturende maatregelen voor water bodem én natuur.

Siep Groen (1958) begon na zijn studie biologie (UvA) vanaf 1986 bij het consulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer van het ministerie van Landbouw en Visserij. Eerst met onderzoek in Noord-Holland voor een smienten-beheerplan. Vanaf 1988 enkele jaren als beleidsmedewerker en adjunct-consulent in Overijssel. Daarna als seniorbeleidsmedewerker bij regiodirectie Oost, directie Natuur en eindigend bij directie Visserij en Grote Wateren. Groen deed veel waterdossiers, zoals implementatie Kaderrichtlijn Water (landelijk en regionaal), Nationale Waterprogramma’s en Deltaprogramma.
Hoe bent u verbonden (geweest) met het Deltaprogramma?
‘Vanaf 2010 was ik als LNV‘er verbonden aan het Deltaprogramma Waddengebied (DPW). Het DPW werkte in opdracht van de minister van LNV aan de ontwikkeling van een voorkeursstrategie. Ik regelde onder meer organisatorische en financiële zaken, en dacht daarnaast mee in het projectteam en met onderzoekers (Deltares/WUR) over kansen voor de voorkeursstrategie.’
‘Binnen LNV werd ik centraal aanspreekpunt voor het hele Deltaprogramma. Vanuit die rol nam ik ook deel aan de maandelijkse programmamanagers-overleggen en bereidde ik de deelname voor van LNV-vertegenwoordigers aan bestuurlijke overleggen voor het Deltaprogramma. In latere jaren is de bestuurlijke voorbereiding van overleggen over zoetwater, waterveiligheid en Zeeuwse Deltagebied door LNV-collega’s overgenomen.’
Wat heeft u zien veranderen op het gebied van water en natuur én de aanpak die Nederland daarin heeft, vanuit uw rol als beleidsmedewerker?
‘Bij de start van de ontwikkeling van de Deltabeslissingen en voorkeursstrategieën bestond de werkvloer vooral uit cultuurtechnisch georiënteerde waterbeheerders van Rijkswaterstaat en waterschappen. Dit betekende met name: een smalle blik op het speelveld voor oplossingen, vanuit het politieke adagium ‘sober en doelmatig’. Een integrale aanpak van water- én natuuropgaven was toen niet aan de orde. Eerder dat de natuuropgaven en natuurbeschermingsregels moesten schikken naar het mogelijk maken van waterveiligheidsmaatregelen. In de landelijke overleggen van het Deltaprogramma voelde ik me als LNV-beleidsmedewerker, die zich inzet voor een gelijkwaardige relatie tussen water, natuur en landbouw, veelal een roepende in de woestijn. Een schril contrast met de toen al integrale benadering van het DPW, waar natuur als hoofdkoers voor de Waddenzee geen discussiepunt was.’
‘Er ontstond meer bereidheid om binnen waterveiligheid rekening te houden met de te beschermen natuurwaarden’
‘Met de komst van ruimtelijke ordening naar IenW kwam er vanaf 2011 meer ruimte voor integrale benaderingen en ontwerpend onderzoeken. Er ontstond meer bereidheid om binnen waterveiligheid rekening te houden met de te beschermen natuurwaarden. En de in 2024 ingezette zoektocht van het Deltaprogramma naar een denkrichting met nature-based solutions in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging is veelbelovend voor het natuurbeleid van Nederland.’
‘In de beginjaren van het Deltaprogramma Zoetwater was zoetwaterbeschikbaarheid voor te beschermen (en overige) natuur en voor productievermogen van landbouwgronden nauwelijks een serieus item. Zoetwater leek toen vooral nodig voor het tegengaan van verzilting van landbouwgebieden, voor voldoende drinkwater en voor industriële doeleinden. Gaandeweg heeft het deelprogramma zich ontwikkeld tot een volwaardiger Deltaprogramma, met meer oog voor brongerichte maatregelen in de regionale watersystemen. Zoetwatermaatregelen die maximaal zijn gericht op duurzame ecosystemen, lijken in aantocht. Of de huidige politieke wind dat gaat ondersteunen, is twijfelachtig.’
U heeft veel bereikt in het Deltaprogramma, waar bent u het meest trots op?”
‘Ik ben trots op de integrale en brede benadering die in het Deltaprogramma Waddengebied (DPW) is toegepast. DPW heeft met hulp van Deltares/WUR een aantal innovatieve dijkconcepten ontwikkeld en opgenomen in haar voorkeursstrategie. Vervolgens zijn deze concepten via het Hoogwaterbeschermingsprogramma verder ontwikkeld en op enkele dijktrajecten al direct succesvol toegepast. Inmiddels is er veel meer oog voor zulke innovatieve dijkconcepten.’
‘Daarnaast ben ik trots op het feit dat de programmamanagers van de gebiedsgerichte deltaprogramma’s meer en meer de natuuropgaven als randvoorwaarden voor hun programma hanteren. En dat ik LNV-minister Van de Wal, in haar gesprek met deltacommissaris Peter Glas, heb kunnen laten noemen dat niet water en bodem maar het ecosysteem sturend zou moeten zijn voor de inrichting en het beheer van Nederland. Ook Peter Glas stelde dit, in zijn laatste Deltacongres in 2023.’
‘Beter is als meerdere LVVN'ers het Deltaprogramma in al haar facetten kennen: bekend maakt immers bemind’
Welke kansen ziet u voor het Deltaprogramma om de samenwerking met LVVN nog beter te benutten, en andersom?
‘De staf Deltacommissaris en de Deltaprogrammamanagers kunnen zich nog meer verdiepen in LVVN. Wat is het karakter van LVVN en welke drijfveren heeft dit ministerie? Hoe kan het Deltaprogramma bijdragen aan LVVN-belangen? Welke positie en welk speelveld heeft LVVN? Zoek vervolgens naar wat bindt; benadruk de overeenkomsten, niet de verschillen. Vanuit die benadering kun je bondjes maken. Hetzelfde geldt voor LVVN richting het Deltaprogramma. Een valkuil voor LVVN is dat het Deltaprogramma als ‘een dossier van IenW’ wordt opgevat. Beter is dat meerdere medewerkers en managers binnen LVVN het Deltaprogramma in al haar facetten kennen. Bekend maakt immers bemind.’
Voor welke korte- én langetermijnuitdagingen staat Nederland/het Deltaprogramma in de toekomst? En wat wilt u, op basis daarvan, meegeven aan Nederland/het Deltaprogramma?
‘Zowel LVVN als het Deltaprogramma zijn voor de langere termijn gebaat bij het zo snel mogelijk overeenkomen van structurele keuzes voor de inrichting en het beheer van Nederland. Een keuze voor een nature-based-inrichting en -beheer kan een gezamenlijk langetermijnbelang zijn. Net als de keuze waar je verzilting toestaat, ook als die beslissing ten koste gaat van zoetwaterecosystemen of landbouwproductie. En waar je het productievermogen van landbouwgronden maximaal houdt. Hoe eerder LVVN en het Deltaprogramma daar een duidelijke koers voor afspreken, hoe beter.’
‘De vervolgstap is gezamenlijk ontwikkelpaden en uitvoeringsscenario’s uitstippelen. Die zijn nu nog niet vastgesteld. LVVN en het Deltaprogramma kunnen elkaar ondersteunen in het nemen van dat gezamenlijk pad.’