Foto Hetty Klavers. Bron: Marco Slot.
Op 3 oktober 2024 gaf Hetty Klavers, dijkgraaf van Waterschap Zuiderzeeland, de Cornelis Lelylezing in het Provinciehuis van Flevoland. In haar lezing sprak ze over de geschiedenis van Flevoland en de uitdagingen voor de toekomst. Ze vroeg aandacht voor de grenzen van ons huidige watersysteem. Net als in haar lezing pleit Klavers in haar column voor Deltanieuws voor zorgvuldige ruimtelijke ontwerpen waarin rekening wordt gehouden met de onzekerheid van toekomstige ontwikkelingen. Een pleidooi dat ook het Deltaprogramma zich ter harte neemt.
'Vaak wordt gezegd dat de Zuiderzeepolders zijn ontstaan op de tekentafel. Toch is dat niet het hele verhaal. Cornelis Lely, de bedenker van de Zuiderzeewerken en -polders, wist het al: als je nieuw land wilt maken, moet je meer doen dan alleen schetsen aan de tekentafel. Hij maakte vanaf 1887 verkenningstochten met een zeilschip om de bodem van de Zuiderzee in kaart te brengen. Als je zijn verslag leest, kan je bijna de zeelucht ruiken: “Bestond de bodem uit zandgrond, dan was dit onmiddellijk merkbaar aan den klank waarmede de peilstok bij harden zandgrond slechts zeer weinig in den grond gestoken kon worden. Bestond daarentegen de bodem uit kleigrond of zoo als op zeer weinig plaatsen het geval was uit veengrond, dan kon de peilstok van enige lengte in den grond gestoken worden en kon een kleine hoeveelheid grond boven water gebracht en verzameld worden.” Met de resultaten van deze tochten werd duidelijk welke plekken van de Zuiderzee het meest geschikt waren voor inpoldering en konden de polders worden ingetekend.'
'Ook bij het ontwerp voor de verdere inrichting van de polders kroop men niet meteen achter de tekentafel. Zo’n vijftig jaar na de verkenningstochten is rond 1936 een schitterend onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten inklinking van gronden in de toekomstige Noordoostpolder. De bodem van een polder klinkt immers in na drooglegging. Het verloop van dat onderzoek is helemaal vastgelegd in een briefwisseling tussen de minister van Waterstaat en twee onderzoeksinstituten. De brieven gaan over de toegepaste methodieken, meetmethoden, tussenresultaten van metingen en bodemmonsters, verzoeken om verhoging van het budget en het vastleggen van afspraken. Het is nauwkeurig en in heel heldere en beeldende taal beschreven. Als liefhebber van taal, verhalen en onderzoek maar vooral als dijkgraaf van dit mooie gebied is het voor mij een lust om te lezen.'
'Jarenlang konden wij genieten van de luxe van een ruim gedimensioneerd watersysteem.'
'Het eindverslag bevat ook nog eens prachtige kaarten, waaronder een van de voorspelde bodemligging na drooglegging. Op die bodemligging is het hele watersysteem in de Noordoostpolder ontworpen: de indeling van de polders in peilvakken, de ligging en dimensionering van sloten, vaarten en tochten en de locaties en capaciteit van de gemalen. Een robuust ontwerp, zou je zeggen. En een fraai staaltje anticiperen: jarenlang konden wij genieten van de luxe van een ruim gedimensioneerd watersysteem.'
'Maar helaas, eind goed is niet al goed. In de voorspelde bodemligging uit 1936 ontbreekt namelijk één belangrijk aspect: de inklinking door oxidatie van het veen in de ondiepe ondergrond. Dit fenomeen is niet meegenomen, waarschijnlijk omdat de kennis daarover ontbrak. De huidige bodemligging komt min of meer overeen met de voorspelling van destijds. Nu wij weten dat de bodemdaling nog doorzet, vooral op plekken met veel veen in de ondiepe ondergrond, stelt dat ons voor nieuwe uitdagingen. Zeker in combinatie met klimaatverandering en verdere ontwikkeling van de polders in Flevoland. Zoals in Almere Pampus, een woonwijk die in het uiterste zuidwesten van Almere moet komen, tegen de IJmeerdijk aan. De ambities zijn groot. Zo moet de wijk zijn eigen energie opwekken, water- en klimaatneutraal zijn, er moet veel ruimte voor natuur en biodiversiteit komen én er moet duurzaam worden gebouwd.'
'Als dijkgraaf ben ik blij dat het water- en bodemsysteem de basis is voor de ontwerpers, geheel in de traditie van onze voorgangers.'
'Als dijkgraaf ben ik blij dat het water- en bodemsysteem de basis is voor de ontwerpers, geheel in de traditie van onze voorgangers. De afgelopen jaren is hard gewerkt aan een 3D-computermodel van de ondergrond als onderlegger voor het ontwerp. In aanvulling op het computermodel is het afgelopen jaar bodemonderzoek uitgevoerd, om nog nauwkeuriger de draagkracht van de bodem vast te stellen. Zo kan beter bepaald worden waar welke bebouwing mogelijk is, wat de beste ligging is voor waterpartijen, enzovoort. Net als het onderzoek van 1936 dus! Maar dan met de kennis en middelen van nu. Inmiddels zijn de eerste ontwerpschetsen gereed; ook daar word ik blij van. Ze houden rekening met de bodemdaling, geven veel ruimte voor water op de juiste plekken en plaatsen bebouwing op plekken waar de draagkracht van de bodem het grootst is.'
'Terug naar de tekentafel van Cornelis Lely. De afgelopen 140 jaar laten zien dat de tekentafels van ruimtelijk ontwerpers buiten én in de toekomst moeten staan. De onzekerheid over de toekomst is de laatste decennia fors toegenomen, niet alleen vanuit sociaal maatschappelijk perspectief, maar zeker ook vanuit het perspectief van klimaatverandering. De tekentafel van vandaag moet rekening houden met die onzekere toekomst. Ruimtelijk ontwerpen wordt daar niet makkelijker van, wel uitdagender. Het staat voor mij als een paal boven water dat een goed ruimtelijk ontwerp niet alleen uit moet gaan van de beste huidige inzichten en voorspellingen, maar dat het ook tegen een stootje moet kunnen. Op die manier bouwen wij voort op het goede werk van onze voorgangers.'