Foto Sfeerbeeld van de Houtribdijk. Bron: Tineke Dijkstra

Iedereen voelt de economische gevolgen van de coronalockdowns en de oorlog in Oekraïne. We merken het bij het tanken, bij het afrekenen van boodschappen en tijdens het uitgaan. We hebben wereldwijd te maken met fors stijgende prijzen en beperkte beschikbaarheid van materialen of tekorten aan grondstoffen. En dit merken we ook bij de projecten die in het Deltaprogramma worden uitgevoerd. De beschikbaarheid van bouwmaterialen is afgenomen, net als de beschikbaarheid van menskracht om de plannen tot uitwerking en uitvoering te brengen.

De grote vraag is of de voortgang van de projecten kan worden behouden onder deze onzekere omstandigheden. Of het liefst zelfs nog versneld zoals is afgesproken in het coalitieakkoord, stelt Martijn Looijer, plaatsvervangend directeur van de staf van de deltacommissaris en financieel-economisch adviseur.

Looijer krijgt regelmatig de vraag of de budgetten in het Deltafonds, waar een groot deel van de investeringen van het Deltaprogramma uit worden gefinancierd, meestijgen met de prijzen. Het antwoord is ja. Er is een correctie van de budgetten, maar die is niet precies gelijk aan de loon- en prijsontwikkelingen in de GWW-sector. Ook vinden de correcties met vertraging plaats, omdat de begrotingen jaarlijks worden aangepast. En tenslotte is het op voorhand geen zekerheid dat het kabinet daadwerkelijk deze loon- en prijsbijstelling uitkeert.

Loon- en prijsstijgingen en de Rijksbegroting

Jaarlijks berekent het ministerie van Financiën voor alle onderdelen van de Rijksbegroting de loon- en prijsbijstelling. Ook verdeelt het ministerie op hoofdlijnen welk percentage van ieder begrotingsonderdeel gevoelig is voor welk type loon- of prijsontwikkeling. Elk type krijgt een indexcijfer om dat stukje van het budget elk jaar te corrigeren. Zo zijn er indexcijfers die loonontwikkelingen beschrijven en indexcijfers die prijsontwikkelingen beschrijven, en die worden toegepast op de respectievelijk loon- en prijsgevoelige delen van de begroting.

De gehanteerde index voor de prijsontwikkelingen in de bouwsector - de door het Centraal Planbureau berekende Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) – loopt niet gelijk op met de prijsontwikkelingen in de Grond-, Weg- en Waterbouw, waar het Deltaprogramma onder valt. Binnen de IBOI vallen namelijk ook prijsontwikkelingen die te maken hebben met andere overheidsinvesteringen, zoals vervoermiddelen en software. Ruim 50% van de IBOI wordt bepaald door infrastructurele investeringen, maar een groot deel dus niet. Dit zorgt dan ook voor een afwijking. Daar bovenop komt een vertraging, want de bijstelling van de begroting wordt gebaseerd op loon- en prijsontwikkelingen uit het verleden (ongeveer een jaar eerder). Het kan dus alsnog mee- of tegenvallen voor de projecten die al dan niet volledig uit het Deltafonds worden gefinancierd.

Wat kun je dan nog doen als je een project onder handen hebt, waarvan de prijzen enorm stijgen?

'Dat is toch wel moeilijk om in algemene zin te beantwoorden, want dat hangt van veel zaken af. De fase waarin het project zich bevindt, maakt natuurlijk enorm uit. Is een project in voorbereiding, planuitwerking of uitvoering? Bij een getekend contract met een aannemer is de speelruimte natuurlijk al veel kleiner dan wanneer dit nog niet is gebeurd. In het contract kun je immers nog afspraken maken over risicoverdeling of inflatiecorrectie (hoe, wanneer, over welke grondslag en welke indices etc.). Bouwend Nederland heeft clausules geformuleerd die in de contracten kunnen worden opgenomen, al zijn deze vanuit het perspectief van hun eigen achterban natuurlijk. Ligt er al een contract dan is het goed om te kijken of dit voldoet of dat de prijsstijgingen en beschikbaarheid van materialen zorgen voor grote problemen. Het is in ieder geval aan te raden om in gesprek te blijven en samen te zoeken naar oplossingen, want uiteindelijk is het volgens mij voor niemand een goede oplossing om een aannemer aan niet-realistische afspraken te houden.'

Is dit een blijvende situatie?

'Het Centraal Planbureau (CPB) gaat daar niet van uit. Over de oorzaken van inflatie, de wenselijkheid ervan en de mogelijke maatregelen zijn heel verschillende scholen in de economische wetenschap, maar laat ik een hoofdlijn proberen te schetsen. Overheden kunnen invloed uitoefenen op de inflatie door de bestedingen aan te jagen of af te remmen. Dat kunnen bestedingen zijn van de overheid zelf of bijvoorbeeld bestedingen door particulieren, door belastingen te verlagen of te verhogen en de ruimte voor investeringen te vergroten of verkleinen. De centrale banken proberen inflatie te remmen door de rente te verhogen. Daardoor dalen de investeringen en bestedingen - zowel particulier als door de overheden - en daalt de inflatie. Initiatief voor renteverhoging ligt in ons geval dus bij de Europese Centrale Bank. En zij zijn, na jaren van super lage - zelfs soms negatieve - rentes nu de ommezwaai aan het maken en de rente weer wat aan het verhogen. Het CPB rekent erop dat het rentebeleid uiteindelijk effectief is. Zij gaan uit van een inflatie van rond de 2 procent op middellange termijn. Dat is ook het doel van het rentebeleid van de ECB. Laten we dat hopen, en in de tussentijd niet op de rem trappen met de uitvoering van de projecten, want de klimaatverandering trekt zich helaas niet veel aan van de loon- en prijsontwikkelingen.'