Foto Illustratie uit Klimaatsignaal '21. Bron: KNMI
Meer dan ooit hebben klimaatverandering en zeespiegelstijging een prominente rol in het publieke debat. Dit is onder andere de verdienste van onderzoeken die steeds meer inzicht geven in de gevolgen van klimaatverandering. Voor Aimee Slangen (NIOZ) en Rubert Konijn (KNMI) bieden de afgelopen maanden hoop op een ommekeer op het gebied van klimaat, al is er veel actie nodig: ‘het gaat steeds meer leven.’
Van interviewverzoeken van de Volkskrant en de Linda tot aanvragen vanuit de Tweede Kamer: Slangen en Konijn konden recentelijk op bijna elk platform hun verhaal doen over klimaatverandering. ‘Het is ongekend’, concludeert Konijn, Strategisch Business Manager bij het KNMI. ‘Bij de presentatie van KNMI Klimaatsignaal’21 was het ook heel bijzonder hoeveel pers er aanwezig was. Het is niet te vergelijken met een aantal jaar geleden.’
Het IPCC-rapport van 2021 was het startschot voor al deze toegenomen aandacht. De conclusie was duidelijk: het klimaat verandert snel en de mens is de oorzaak. Slangen, klimatoloog en onderzoeker bij NIOZ, was ruim 3,5 jaar in de weer om als auteur bij te dragen aan dit enorme onderzoek. ‘Het was soms zoeken naar de juiste tijdzone om te vergaderen, omdat ook mensen uit Nieuw-Zeeland, China en de VS in het schrijfteam zaten’, kijkt ze terug. ‘Uiteindelijk was het heel intens, maar ook heel mooi.’
Vraag naar informatie
Naast het IPCC-rapport zorgden extreme weersomstandigheden in Nederland voor aandacht voor klimaatverandering, met de overstromingen in Limburg als meest recente voorbeeld. Hierdoor neemt volgens Konijn de vraag naar informatie en duiding steeds meer toe, onder andere om de juiste maatregelen te nemen tegen droogte en extreme neerslag. Konijn gebruikt het coronavirus als voorbeeld om de situatie te illustreren: ‘Organisaties zoals het RIVM waren al bezig met onderzoeken naar infectieziektes, maar door het coronavirus moest iedereen opeens alles weten over dit onderwerp, terwijl ze op dat gebied grotendeels nog in de onderzoeksfase zaten.’ Hetzelfde geldt dus voor het klimaat, waar organisaties zoals het KNMI snel verder moeten groeien op het gebied van onderzoek en advies.

Slangen benadrukt dat de community rondom klimaatverandering sterker wordt. ‘Voorheen had iedereen zijn eigen specialisme, maar alles begint zich steeds meer te bundelen’, vertelt ze. Zo is in 2019 het Kennisprogramma Zeespiegelstijging opgestart en komen er steeds meer investeringen vrij voor onderzoeken, zo ook via het Deltafonds. Volgens Konijn is het wel de vraag of organisaties zoals het KNMI en NIOZ de toenemende urgentie en vraag naar informatie kunnen bijhouden. ‘Er moet structureel meer ruimte en geld komen voor wetenschappers om onderzoek te doen’, zo legt hij uit. ‘Nu zijn we te veel afhankelijk van het “goodwill-element”, zoals bij Aimee, die naast haar eigen werkzaamheden ook meeschreef aan het IPCC-rapport.’
Nieuwe generaties en ontwikkelingslanden informeren
Na het IPCC-rapport en het Klimaatsignaal is de vraag: wat nu? Uiteindelijk moeten maatregelen volgen om klimaatverandering te beperken en tegelijk voorbereid te zijn op weersextremen. In deze situatie vertolken Konijn en Slangen voornamelijk een informatieve rol. ‘Uiteindelijk zijn we geen adaptatiespecialisten’, aldus Slangen. ‘Als modelleur weet ik niet hoeveel zeespiegelstijging de Nederlandse kust momenteel aankan, maar ik kan wel zeggen wat we kunnen verwachten qua zeespiegelstijging.’ Konijn vult aan: ‘We hebben een klankbordgroep met Rijkwaterstaat, het Deltaprogramma, gemeenten en provincies die ons allemaal scherp houden. Zo kunnen we ze adviseren op basis van onze cijfers, maar het blijft belangrijk om het gesprek gaande te houden en zo scherp te blijven.’
'Het liefste wil je dat kinderen actief aan hun ouders vragen wat hún bijdrage is aan klimaatverandering. De impact daarvan is op geen andere manier te overtreffen.'
Ook valt genoeg op het gebied van klimaatverandering winst te behalen bij jongeren en ontwikkelingslanden. Recentelijk lanceerde de KNMI bijvoorbeeld KNMI-Global, een initiatief met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om ontwikkelingslanden te helpen die geraakt worden door klimaatverandering en minder middelen hebben om zich daarop voor te bereiden. Daarnaast zijn ze bezig met lesmateriaal voor scholieren, inclusief een Bosatlas van Weer en Klimaat. ‘Het is belangrijk dat we de jeugd blijven informeren, zodat zij weten wat er gebeurt in de toekomst’, vertelt Konijn. ‘Dus niet alleen dikke onderzoeksrapporten maken, maar de informatie brengen op de juiste manier, naar de juiste plekken. Het liefste wil je dat kinderen actief aan hun ouders vragen wat hún bijdrage is aan klimaatverandering. De impact daarvan is op geen andere manier te overtreffen.’