Foto Thijs van Veen aan het werk voor de gemeente Utrecht. Bron: gemeente Utrecht
Hoe kijken een ervaren kracht binnen het Deltaprogramma en een nieuwkomer in de waterwereld naar de huidige ontwikkelingen binnen de sector? ‘Er is een momentum, maar er is meer bewustwording nodig om echt het verschil te maken.’
Aan de tafel zitten twee personen die in elk geval één raakvlak hebben: voor allebei is het hebben van impact op de wereld de beste motivator voor hun werk. Aan de ene kant zit Egon Ariëns, programmamanager Zoetwater bij het Deltaprogramma. Ooit begonnen als ingenieur bij Rijkswaterstaat en inmiddels heeft hij jarenlange ervaring op het gebied van waterbeleid bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. ‘Ik vind het leuk om bezig te zijn met beleid en ideeën die nauw aansluiten op het het maatschappelijk debat’, legt hij uit. ‘Water is overal en water is leven, daar begint het allemaal mee.’
Naast hem zit Thijs van Veen, die via het Nationaal Watertraineeship terechtkwam bij de gemeente Utrecht als Junior Adviseur stedelijk water. Hij geeft onder andere advies over watergebruik en -opslag voor bouwprojecten in de stad. ‘Er gebeurt veel in Utrecht, ook op het gebied van water en klimaatadaptatie. We zijn veel bezig met water in de fysieke leefomgeving. Je geduld wordt op de proef gesteld door de bureaucratische constructies en de tijdrovende processen, maar je ziet je werk wel terug in de stad. De nieuwe visies “Water & riolering” en “Klimaatadaptatie” gaan binnenkort naar de gemeenteraad, dat is al een stap op zich.’
Werken vanuit 'kokertjes'
Ondanks de verschillende beleidslagen en portefeuilles van Van Veen en Ariëns blijft hun opgave hetzelfde: het aanpassen aan extreme weeromstandigheden, droogte en zeespiegelstijging. De variatie zit vooral in de mate van samenwerking met andere domeinen. Ariëns: ‘Binnen het Deltaprogramma Zoetwater werken we hard om alle relevante thema’s binnen onze sector samen te brengen in één visie. Nu wordt er nog te veel vanuit losse ‘kokertjes’ gewerkt, zoals natuur, landbouw en klimaatadaptatie. Die domeinen kijken allemaal vanuit hun eigen expertise naar opgaven. Maar sommige problemen moet je integraal oplossen, omdat er zoveel domeinen bij betrokken zijn. Het stikstofprobleem is daar een voorbeeld van. Wij proberen toe te werken naar een totaalvisie op waterbeheer. Dat is een tendens die je ook bij het kabinet ziet; ook daar is er toenemende druk om maatschappelijke problemen integraal aan te pakken.’
‘Soms missen we ook wel een visie van bovenaf op klimaatadaptatie. Als je vanuit het grotere geheel redeneert, is het moeilijker om tegen de benodigde veranderingen te zijn.'
Van Veen ziet eveneens de groeiende noodzaak voor samenwerking met verschillende domeinen, maar ervaart dagelijks de gevolgen van alle verschillende ‘kokertjes’. ‘Vooral in het ruimtelijk domein zie je dit nog veel’, vertelt hij. ‘Het is een uitdaging om aan tafel te komen bij initiatiefnemers van een bouwproject. Daarnaast heeft elk project meerdere opgaven: er zijn nieuwe woningen nodig, ze moeten duurzaam zijn en we moeten al het water kwijt kunnen. We geven hierop advies vanuit het belang van ons domein, waardoor de integrale afweging ontbreekt. Hopelijk maakt de nieuwe Omgevingswet dit makkelijker, omdat integraal overleg daarin een plicht is in plaats van een mogelijkheid.’
Het grotere geheel
‘Soms missen we ook wel een visie van bovenaf op klimaatadaptatie’, erkent Van Veen. ‘We komen met kleine oplossingen en kijken vaak daarna pas naar het grotere geheel, oftewel het waarborgen van de volksgezondheid, veiligheid in de openbare ruimte en de bescherming van het milieu. Als je vanuit het grotere geheel redeneert, is het moeilijker om tegen de benodigde veranderingen te zijn.’
Ariëns vult aan: ‘Ruimtelijke adaptatie is binnen het Deltaprogramma betrekkelijk nieuw en bottom-up georganiseerd: gemeenten moeten met eigen oplossingen komen voor bijvoorbeeld droogte en wateroverlast, waarvoor zij vervolgens geld van het Deltaprogramma kunnen krijgen. Bij het Deltaprogramma Zoetwater gaan we meer uit van analyse en hoe we het geld het beste kunnen verdelen over heel Nederland. Er zit dus een duidelijk verschil in werkwijze tussen deze deelprogramma’s. Het doel is dat ze elkaar beter gaan vinden en versterken, maar dat plak je niet zomaar allemaal aan elkaar.’
Pijnlijke maatregelen
Bij het verbinden van alle domeinen ziet zowel Van Veen als Ariëns één sleutelwoord: bewustwording. De lange periode van droogte in 2018, 2019 en 2020 bracht de verrichtingen van het Deltaprogramma Zoetwater in een stroomversnelling. Er ligt voor de komende zes jaar een breed maatregelenpakket van 800 miljoen euro, een verdubbeling ten opzichte van vorige periode. ‘Het was een wake-up call’, aldus Ariëns. ‘Je hebt urgentie nodig om tot soms pijnlijke maatregelen te komen, waar lang niet iedereen tevreden mee gaat zijn. Denk bij de stikstofcrisis aan het verminderen van de veestapel.’
Van Veen ervaart in zijn eigen werk echter dat urgentie en bewustwording niet altijd direct leiden tot maatregelen. ‘Je bent bij de gemeente afhankelijk van bestuurders. De ene bestuursperiode kan gericht zijn op economisch herstel en de andere op klimaatadaptatie. Het kan ook zijn dat bestuurders de quick wins belangrijker vinden dan lange termijnoplossingen, want maatregelen voor de komende dertig jaar zijn moeilijker te verkopen. Zonder al te veel ervaring is het moeilijk om op dit gebied een voet tussen de deur te krijgen.’

Vooral in de ruimtelijke ordening speelt de nieuwigheid hem soms nog wel parten. ‘Daar komen verschillende vakgebieden bij elkaar, waardoor je naast je eigen vakgebied ook input geeft op een plangebied’, constateert Van Veen. ‘Dan is het lastig om alle verschillende opgaven zo efficiënt mogelijk aan te vliegen en wil je soms te veel.’
‘Dat is de reden dat een overkoepelende organisatie zoals het Deltaprogramma in het leven is geroepen’, vult Ariëns aan. ‘Hiermee heb je een programma van overheden dat zich richt op de lange termijn, maar waarin de gekozen bestuurders ook een rol hebben. Maar ook dan zet je niet automatisch de stap naar die pijnlijke maatregelen. De werkwijze binnen het Deltaprogramma helpt wel om nieuwe zaken effectiever op te pakken en visies sneller in maatregelen om te zetten.’
Inspelen op drive van studenten
Voor het voorwaartse momentum binnen de watersector is wel nieuwe aanwas nodig, zo stelt Ariëns. Traineeships helpen hierbij. Trainees kunnen in korte tijd meekijken in veel verschillende keukens van de watersector en het waterbeleid zo snel machtig worden. Van Veen verrichtte via het Nationaal Watertraineeship bijvoorbeeld werkzaamheden voor Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, de gemeente Zwolle en de provincie Gelderland. ‘Op deze manier werk je in een vroeg stadium in verschillende lagen en fases.’ Ariëns: ‘Het wisselen tussen organisatieonderdelen leert ze ook om die kokertjes te beslechten.’
‘Binnen het ministerie merken we sowieso dat duurzaamheid en circulariteit jongeren steeds meer inspireert’, vervolgt hij. ‘Het is dus goed om bij studenten in ons vakgebied meer in te spelen op hun drive om de wereld te verbeteren.’ Door die drive is Van Veen immers ingestroomd in deze sector en is Ariëns na al die jaren nog steeds ontzettend gemotiveerd.