Foto De houtribdijk. Bron: Gerhard van Roon

De recente stresstest van het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) toont aan dat de discussie over de houdbaarheid van het peilbesluit IJsselmeer sneller  in beeld komt dan eerder verwacht.  Nieuwe inzichten in  ontwikkelingen over vraag en aanbod van water spelen hierin een rol. Ook roept de uitkomst van de stresstest de vraag op of de besluitvormingsprocessen in het Deltaprogramma voldoende  flexibel en wendbaar zijn voor de toekomst. 

Klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen en de onzekerheid daarover neemt het Deltaprogramma mee in deltascenario’s, adaptief deltamanagement en een zesjarige herijkingscyclus. Dat geldt nog niet voor tussentijdse nieuwe inzichten, zoals de resultaten van de stresstest zoetwater die in april 2021 gepubliceerd zijn. Het tussentijds meenemen van nieuwe inzichten uit de stresstest in de besluitvormingscyclus van de Deltaprogramma’s Zoetwater en IJsselmeergebied bleek lastig. ‘De effecten van klimaatverandering worden steeds zichtbaarder’, stelt Neeltje Kielen, adviseur water bij Rijkswaterstaat. ‘Ook neemt de druk op ruimte- en watergebruik steeds verder toe als gevolg van urgente maatschappelijke opgaven. Het is tijd om onder de loep te nemen hoe het Deltaprogramma reageert op zulke ontwikkelingen.’ 

Kans op watertekorten neemt toe

Het IJsselmeer herbergt de grootste voorraad van zoet oppervlaktewater om perioden van droogte in Noord-Nederland te overbruggen. Bij een toenemende watervraag en afnemende rivierafvoeren komt deze voorraad onder druk te staan. De knelpuntenanalyse voor het DPZW uit 2018 laat zien dat de zoetwatervoorraad onder huidige omstandigheden en bij weinig klimaatverandering voldoende is. Hierbij verwacht men dat de buffer naar schatting slechts eens in de vijftig tot honderd jaar volledig wordt benut met bijbehorende aanvoerbeperkingen voor watergebruikers. In het deltascenario Stoom, het scenario met snelle klimaatverandering en grote economische en demografische groei, is de verwachting dat de beschikbare buffer in 2050 eens in de twintig jaar volledig benut wordt. 

In de knelpuntenanalyse van 2018 was nog geen rekening gehouden met recente inzichten rondom de werking van het watersysteem en ontwikkelingen in de watervraag. In de stresstest zoetwater zijn deze inzichten en ontwikkelingen wel meegenomen (zie kader). Het risico op watertekort is te laag ingeschat want de buffervoorraad, die begrensd is door de afspraken uit het peilbesluit, zal vaker worden opgebruikt. Met de nieuwe inzichten is bij weinig klimaatverandering de kans op het volledig benutten van de buffer in 2050 eens in de twintig jaar. Onder het scenario Stoom is de schatting zelfs eens in de vijf jaar. 

In de stresstest uitgevoerd door kennisinstituut Deltares voor het DPZW  is het effect onderzocht van vier recente inzichten en onzekere ontwikkelingen op de zoetwatervoorziening in 2050. De volgende inzichten en ontwikkelingen ontbraken nog in de knelpuntenanalyse van 2018:

  • Afname van de wateraanvoer via de IJssel als gevolg van autonome rivierbodemdaling, waardoor de waterverdeling over de Rijntakken gedeeltelijk verschuift van de IJssel naar de Waal; 
  • Een grotere watervraag om verzilting (toename van het zoutgehalte, red.) van het IJsselmeer via de sluizen bij de Afsluitdijk te voorkomen; 
  • Een kleinere buffer in het IJsselmeer, doordat het peil niet tijdig kan worden opgezet;
  • Een grotere watervraag om veenweidegebieden nat te houden en zo veenoxidatie en CO2-uitstoot te beperken.

Inmiddels komen, mede door het bespreken van de stresstestresultaten met betrokkenen alweer andere ontwikkelingen in beeld, die nog niet zijn meegenomen en de waterbeschikbaarheid beïnvloeden.  

Flexibiliteit van het proces

De stresstest laat zien dat recente inzichten en nieuwe ontwikkelingen de berekende bandbreedte uit de knelpuntenanalyse oprekt en daarmee buiten de onzekerheidsmarges van de Deltascenario’s treedt. De tussentijdse inzichten kwamen onverwacht en waren niet geprogrammeerd in de zesjaarlijkse herijkingscyclus. De bestuurlijke besluitvorming hiervan was in volle gang toen de eerste inhoudelijke signalen over de impact van de nieuwe inzichten op de waterbeschikbaarheid naar buiten kwamen, waardoor deze signalen niet werden opgepikt. Daarnaast zat de besluitvorming over planperiode 2022-2027 in een afrondende fase toen de definitieve resultaten van de stresstest bekend werden. De mogelijkheid dat een serieus watertekort eens per 5 jaar kan optreden, zet de doelstelling onder druk om in 2050 weerbaar te zijn tegen zoetwatertekorten. De handelingsperspectieven om om te gaan met de opgaven uit de stresstest zijn inmiddels in beeld gebracht, maar zullen nog een plekje moeten krijgen in lopende programma’s, waaronder de Deltaprogramma’s IJsselmeergebied en Zoetwater. 

Omgaan met nieuwe onzekerheden

Omgaan met nieuwe onzekerheden en ontwikkelingen wordt de komende fasen van het Deltaprogramma extra belangrijk door allerlei maatschappelijke opgaven en transities, zoals de woningbouw-, stikstof- en natuuropgaven, en de landbouw- en energietransities. Ook wordt de impact van klimaatverandering steeds zichtbaarder. Dit geeft nieuwe inzichten in de werking van het watersysteem en de invloeden van beheer en gebruik. De stresstest zoetwater laat zien dat het verstandig is om vooraf ruimte in het proces in te bouwen om tussentijdse ontwikkelingen en nieuwe inzichten mee te nemen, zowel in de analyses als in het besluitvormingsproces. Zorg daarbij voor een flexibel instrumentarium om de doorwerking van nieuwe inzichten en ontwikkelingen snel in beeld te brengen. Zo wordt de impact van de nieuwe inzichten ook tijdig in het proces gebracht.

De stresstest zoetwater heeft laten zien dat ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op stroomgebiedsniveau een grote impact hebben op de waterbeschikbaarheid en watervraag. Daarom wordt de signaalgroep van het deltaprogramma uitgedaagd om signalen op te vangen ook ten aanzien van deze ontwikkelingen. ‘Het Deltaprogramma moet in de breedte voldoende (bestuurlijke) betrokkenheid hebben bij relevante beleidsdossiers buiten het Deltaprogramma’, aldus Dolf Kern, adviseur zoetwater en de regionale deltastrategieën bij de staf deltacommissaris. ‘De doorwerking van keuzes in andere dossiers zoals bijvoorbeeld het remmen van bodemdaling in veenweidegebieden of vestigingslocatie van datacentra, kan minstens zo groot zijn als die van klimaat en sociaaleconomische ontwikkelingen.’

‘Nu de effecten van klimaatverandering voelbaar en zichtbaar worden, kan van extreme gebeurtenissen worden geleerd’, vervolgt hij. ‘Dit geldt niet alleen voor droogte, maar ook de extreme neerslag in juli in Limburg geeft nieuwe inzichten in de ontwikkeling van klimaatverandering, de werking van het land- en watersysteem, de consequenties van ruimtelijke keuzes en de samenhang tussen droogte en wateroverlast. De noodzaak om in besluitvorming flexibel en wendbaar te zijn en blijven is noodzakelijker dan ooit.’