Foto Veenweidegebied in de Oostpolder.
De bodemdaling van het veenweidegebied in Nederland draagt stevig bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Daarnaast zorgt bodemdaling ook voor grotere opgaven op onder meer het gebied van waterveiligheid. Deze bodemdaling kan geremd worden door het vernatten van de veenweidegebieden. Dit vraagt in droge zomers echter om extra water. Deltares voerde daarom voor het Deltaprogramma Zoetwater een gevoeligheidsanalyse uit op wat dit betekent voor de zoetwatervoorziening.
Nederland kent ongeveer tweehonderdduizend hectare veenweidegebied, dat jaarlijks met ongeveer 8 millimeter daalt. Enkele honderden hectaren worden al natgehouden door middel van onderwaterdrainages en peilfixatie. Peilfixatie houdt in dat het huidige grondwaterpeil niet meer wordt aangepast. Onderwaterdrains zorgen dat het water in de winter snel in de sloten terechtkomt en in de zomer in de bodem infiltreert zodat het veen nat blijft en niet afbreekt. In de gevoeligheidsanalyse van Deltares is de grootschalige uitrol van deze maatregelen verkend.
Grotere kans op knelpunten in de zoetwatervoorziening
Berekeningen voor West-Nederland laten zien dat de watervraag door deze maatregelen met meer dan twintig procent kan toenemen, afhankelijk van de ernst van de droogte en de omvang van het gebied. Tijdens droogte is een groot deel van West-Nederland afhankelijk van de Klimaatbestendige Wateraanvoervoorziening (KWA). Een toename in de watervraag voor peilbeheer in de veenweidegebieden betekent dat er meer water moet worden aangevoerd, terwijl de capaciteit van de KWA beperkt is. Als er gekozen wordt voor onderwaterdrainage én het klimaat droger wordt, dan is de capaciteit van deze aanvoervoorziening naar schatting eens in de tien jaar niet toereikend. Dat betekent dat vaker een beroep moet worden gedaan op aanvullende alternatieve zoetwateraanvoer, bijvoorbeeld vanuit een zoetwaterbel in de Hollandsche IJssel, of dat droogteschade vaker moet worden geaccepteerd. In het aankomende Deltaplan Zoetwater 2022-2027 wordt al rekening gehouden met uitbreiding van de aanvoermogelijkheden vanuit de grote rivieren, maar nog steeds kunnen tekorten optreden in extreem droge jaren.

Noord-Nederland is voor de wateraanvoer afhankelijk van het IJsselmeer en het Markermeer. Hier kan de watervraag voor peilbeheer in het totale aanvoergebied in droge zomers toenemen met negen tot twaalf procent. In het huidige klimaat kan deze extra watervraag meestal geleverd worden, maar in een warmer klimaat zal onze ‘nationale regenton’ vaker worden uitgeput. Ook hier zullen met deze vernattingsmethode keuzes gemaakt moeten worden tussen verschillende watervragers. Als de zoetwaterbuffer in de toekomst moet worden uitgebreid, zal hier nu al in de peilstrategie van het IJsselmeer rekening mee gehouden moeten worden.
Tegengaan bodemdaling vraagt om een integrale afweging
De berekeningen die uitgevoerd zijn voor het Deltaprogramma Zoetwater laten zien dat onderwaterdrainage en peilfixatie in staat zijn om gemiddelde grondwaterstanden in de zomer te verhogen. In droge jaren is het effect echter kleiner en kunnen grondwaterstanden nog steeds uitzakken. Dit komt enerzijds doordat hoge verdamping maar deels gecompenseerd kan worden met de wateraanvoer via de onderwaterdrains, zelfs als de sloten goed op peil worden gehouden. Anderzijds bestaat het risico dat de slootpeilen niet gehandhaafd kunnen worden als gevolg van de hogere watervraag, zeker bij toenemende klimaatverandering.
Gilles Erkens, expert bodemdaling bij Deltares: ‘Het uitrollen van deze maatregelen zal wat betekenen voor de watervraag. Het is belangrijk om inzicht te krijgen onder welke omstandigheden wel of niet voldaan kan worden aan de watervraag, omdat het realiseren van de uitstootreductiedoelstellingen in het klimaatakkoord en de klimaatwet daar mede vanaf hangen.’
Anderzijds laten de resultaten zien dat de veenweidestrategieën die nu worden uitgewerkt de zoetwateropgave kunnen vergroten en daarom expliciet meegenomen moeten worden bij de eerstvolgende herijking van het Deltaprogramma. Dolf Kern, coördinerend adviseur zoetwater bij de Staf deltacommissaris: ‘Deze analyse laat zien hoe belangrijk het is om de verbinding te leggen tussen de zoetwaterstrategie van het Deltaprogramma en de veenweidestrategieën die de provincies opstellen samen met waterschappen, gemeenten en het gebied’