Foto De Zandmotor beschermt de kust tegen zeespiegelstijging. Het opgespoten zand verspreidt zich langs de kust en vormt zo een nieuw strand en duin. Foto: Rijkswaterstaat.
Om Nederland goed voor te bereiden op een mogelijk versnelde zeespiegelstijging, moeten we goed weten hoeveel zeespiegelstijging ons huidige systeem aan kan. En natuurlijk ook wat we in verre toekomst kunnen doen als ons bestaande systeem niet meer voldoet. Dat onderzoekt het Kennisprogramma in spoor II en IV.
In spoor II neemt Rijkswaterstaat het voortouw bij het in beeld brengen van de effecten van zeespiegelstijging op waterveiligheid, zandige kust en zoetwater. Projectleider Saskia van Gool van Rijkswaterstaat: ‘We verkennen de houdbaarheid van de huidige strategieën en de mogelijkheden om de veerkracht van het watersysteem te vergroten.’ Dit gebeurt door:
- de waterstaatkundige effecten van zeespiegelstijging op de huidige watersystemen te bepalen;
- de mate van houdbaarheid van de voorkeursstrategieën te duiden door waterstaatkundige effecten op gebiedsfuncties in beeld te brengen;
- de mogelijkheden voor het oprekken van de huidige voorkeursstrategieën in beeld te brengen en de langetermijnoplossingsrichtingen (uit spoor IV) te verkennen.

Stappen spoor II tot nu toe
Sinds de start van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging zijn er in spoor II enkele waardevolle stappen gezet:
- Er is een intensieve samenwerking met de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma gestart. Deze samenwerking helpt het kennisprogramma om te bepalen wat belangrijk is, en helpt de deelprogramma’s om te bepalen wat nodig is voor de komende herijking van het Deltaprogramma.
- Er is gestart met het aanpassen van de modellen, waarmee berekend kan worden welke mate van zeespiegelstijging de huidige waterveiligheidstrategieën aankunnen.
- Een plan van aanpak voor zandige kust. Na de zomer van 2021 wordt duidelijk welke kennisvragen als vervolg op Kustgenese 2.0 in het kennisprogramma worden onderzocht.
- Voor zoetwater zijn kennisvragen en de te volgen aanpak met zoetwaterregio’s bepaald.
De komende twee jaar (tot 2023) worden de waterstaatkundige effecten onderzocht. In de fase daarna (2023-2025) worden ook de effecten op economie, ecologie, maatschappij en ruimtelijke ordening meegenomen in het totaalplaatje.
De lange termijn
Spoor II heeft een sterke relatie met spoor IV. Als de huidige systemen niet houdbaar meer zijn, moeten we overgaan op andere strategieën. Die worden onderzocht in spoor IV. Jos van Alphen, werkzaam bij de Staf Deltacommissaris is projectleider van spoor IV. 'Spoor IV is gericht op de volgende onderwerpen:
- Het ontwikkelen van mogelijke oplossingsrichtingen voor de lange termijn. Hierbij gaan we uit van een zeespiegelstijging van meer dan het huidige systeem aankan en een periode van 100 jaar en verder (2100 en later).
- Synergiën (en eventuele fricties) vinden met andere ruimtelijke ontwikkelingen en transities, zoals duurzame energie, woningbouw, landbouw, natuur en mobiliteit.
- Kortetermijnacties identificeren om mogelijke oplossingsrichtingen open te houden.'

Afstemmen met de regio en plannen maken voor de toekomst
Het afgelopen jaar zijn zes gebiedsgerichte bijeenkomsten gehouden voor de regio’s Wadden, Kust, Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeer en Centraal Holland. In deze sessies zijn spoor II en IV toegelicht, is er gedeeld wat er in die regio speelt en wat de regio’s van het kennisprogramma kunnen verwachten. Ook zijn lokale overheden en andere gebiedspartners geïnformeerd over de mogelijke impact van zeespiegelstijging en is verkend hoe eventuele oplossingen zich verhouden tot andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw.
Parallel hieraan zijn er bijeenkomsten geweest met plannenmakers over mogelijke oplossingen voor de zeespiegelstijging voor de korte en langere termijn. Die variëren van de aanleg van dubbele dijken tot het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met sluizen, het zeewaarts uitbreiden van de kust tot de aanleg van een tweede kustlijn of zelfs afsluiten van de Noordzee of het meebewegen met de zeespiegel met drijvende woningen, terpen of verplaatsen naar hoog Nederland.

Uit al deze bijeenkomsten zijn meer dan honderdvijftig kennisvragen naar voren gekomen, waarvan er vijftien als no-regret-kennisvragen zijn bestempeld. Voorbeelden hiervan zijn ‘Hoe kunnen we bij een stijgende zeespiegel het rivierwater van Rijn en Maas veilig afvoeren of bergen in het Rijnmondgebied of de Zuidwestelijke Delta?’ en ‘Hoeveel zand is er nodig voor het toekomstig kustonderhoud, kustuitbreiding of aanleg van een tweede kustlijn, en is dat zand in voldoende mate op de Noordzeebodem aanwezig?’ Al deze kennisvragen worden gebundeld en afgestemd met spoor II, waarna een onderzoeksagenda wordt opgesteld. Met deze bijeenkomsten en onderzoeksagenda wordt de basis gelegd voor een intensieve samenwerking tussen Rijkswaterstaat, kennisinstituten, universiteiten, hogescholen, adviesbureaus, plannenmakers en de vertegenwoordigers van de Deltaprogramma-gebieden en -thema’s. In de loop van 2023 moeten de gebiedsbijeenkomsten en de antwoorden op kennisvragen leiden tot een concreter beeld van de mogelijke oplossingsrichtingen voor het geval dat de zeespiegel meer stijgt dan het huidige systeem aankan. Zo ontstaat een eerste indruk van de wijze waarop andere transities en opgaven, zoals de woningbouw, duurzame energie en landbouw, met een toekomstige versnelling van de zeespiegelstijging rekening kunnen houden.