Jaap Slootmaker is sinds september 2020 directeur-generaal Water en Bodem (DGWB). Daarvoor werkte hij zestien jaar bij Rijkswaterstaat. Deltanieuws ging met hem in gesprek over onder meer de waarde van het Deltaprogramma en de ambities en accenten voor de komende jaren.
Welk beeld heeft u gevormd van het nationaal Deltaprogramma?
‘Het mooie is dat het Deltaprogramma sterk redeneert vanuit langetermijnontwikkelingen en -onzekerheden, maar tegelijkertijd oog houdt voor de korte termijn doelen en -resultaten. Daarbij is het periodiek herijken, aan de hand van hoe de lange termijn zich ontwikkelt, een heel waardevol concept. Ook is het programma een uiting van de samenwerking tussen alle bestuurslagen in de hele waterwereld. Dat maakt het Deltaprogramma krachtig en waardevol.’
‘Ik kende het Deltaprogramma al vanuit mijn Rijkswaterstaat-periode, maar de oriëntatie is logischerwijs anders. Ik kijk nu vanuit beleid verder vooruit, maar het is voor mij een groot voordeel dat ik lang in een uitvoeringsorganisatie heb gewerkt. Ik heb daardoor begrip en oog voor de uitvoering en weet wat dat betekent.’
Welke ambities heeft u met het Deltaprogramma?
‘Het Deltaprogramma is nadrukkelijk een langetermijnopgave. Waterveiligheid is en blijft een belangrijke pijler. Daar zit veel continuïteit in. Wel zullen er in de komende jaren besluiten genomen worden op basis van onder andere de nieuwe voorspellingen van de IPCC (de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering). Daar bereiden we ons met het Kennisprogramma Zeespiegelstijging op voor.’
‘Er zijn wel ontwikkelingen die om bepaalde accenten vragen. We weten al lang dat we ook goed moeten worden in water vasthouden. Daar ligt nog een forse opgave. Daarnaast wil ik het belang van water en bodem als onderlegger voor ruimtelijke inrichting benadrukken. Water en bodem zijn mede bepalend voor wat waar mogelijk is of onder welke voorwaarden. Daar vanaf het allereerste begin rekening mee houden is belangrijk in het licht van klimaatadaptatie. Binnen het domein van water en bodem hangen de vraagstukken sterk met elkaar samen. In de verbinding tussen water en bodem is nog wel winst te halen. Bodemkwaliteit is van belang voor het vasthouden van water, droogte is van directe invloed op de waterkwaliteit. Die vraagstukken moeten nog meer aan elkaar gerelateerd worden. Dat betekent dus niet dat alles het Deltaprogramma ingetrokken moet worden of dat het Deltaprogramma als losstaand programma geen waarde heeft. Het Deltaprogramma heeft focus, dat moeten we behouden.’

Waterveiligheid en zoetwater zijn voor u opgaven met hoge prioriteit. Wat moet er gebeuren?
‘Voor waterveiligheid zullen we tempo moeten blijven maken om bijvoorbeeld de Hoogwaterbeschermingsprogramma-doelstellingen voor 2050 te halen en de landelijke beoordeling van de keringen op 1 januari 2023 klaar te hebben. Daarnaast moeten we vooral tijdig kijken naar wat de ontwikkeling van de zeespiegelstijging en rivierafvoer betekent voor het Deltaprogramma.’
‘Voor zoetwaterbeschikbaarheid gaat het er uiteindelijk om of het lukt om in één watersysteem twee dingen te doen: als het moet tijdig afvoeren én als het kan water vasthouden. Er gebeuren al veel goede dingen, zoals het vervolg op Slim Watermanagement en de vele lokale maatregelen (zoals het plaatsen van kleine stuwen). De vraag is of we voldoende doen om het water vast te houden en de droogte te bestrijden. Dat moet je onderzoeken en met kennis onderbouwen. Het voordeel van water afvoeren is dat we dat bij wijze van spreken in kuubs en waterstanden hebben genormeerd, dat hebben we bij water vasthouden nog niet. Maar je zult, parallel aan de uitvoering, wel zo’n objectief beeld moeten vormen.’
Welke rol speelt het Deltaprogramma rond ruimtereservering?
‘Waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en zoetwaterbeschikbaarheid raken aan ruimtelijke inrichting. Vanuit de verantwoordelijkheid voor die aspecten, is het een rol van de partijen van het Deltaprogramma om zichtbaar te maken wat er vanuit die opgaven op de lange termijn op ons afkomt. En wat daarvan de invloed is op het water- en bodemsysteem en de ruimte die daarvoor nodig is om dat robuust te houden. Dan kan dat tijdig onderdeel worden van de besluitvorming rond ruimtelijke inrichting.’

Hoe kunnen we de uitvoering van het Deltaprogramma versnellen?
‘Waar we kunnen versnellen, moeten we dat doen. Dat is geen discussie. We moeten de focus houden op de uitvoering van het programma. De kracht is op de korte termijn maatregelen te treffen in het licht van de lange termijn. Die maatregelen raken aan allerlei andere vraagstukken en het risico is dat alles op alles gaat wachten. We moeten niet pas beginnen met maatregelen als we alle details in beeld hebben. Ik wil de concrete vraag: “wat gaan we concreet doen en wanneer?” onderdeel laten zijn van de besluitvorming. Die concretiseringsslag is steeds nodig.’