Na het plenaire deel konden de aanwezigen kiezen uit acht parallelsessies, in twee rondes. In de eerste ronde kozen verreweg de meeste deelnemers voor de sessie over wateruitdagingen in het buitenland. In de tweede ronde was de sessie over droogtemanagement populair. Opsteker voor de studenten en young professionals die deze sessie – in het kader van het Jongerenprogramma van het congres - hadden georganiseerd. Hiermee deden zij, voor het eerst in de geschiedenis van het jaarlijkse Deltacongres, ook een behoorlijke inhoudelijke duit in het zakje.
1. Integraal riviermanagement
Moderator Lisa Peters heette de 350 aanwezigen welkom. “We zijn aanbeland op een belangrijk punt”, zei Steven Voest, programmamanager Integraal Riviermanagement (IRM). “Dit is het moment waarop we klaar zijn om samen te gaan bouwen aan een veilig, mooi en toekomstbestendig rivierengebied.”

De deelnemers kregen korte films te zien waarin cabaretier Patrick Nederkoorn verschillende Nederlandse projecten bezocht die nu al mooi passen onder de noemer Integraal Riviermanagement. “Ik ben een theatervoorstelling aan het maken over het feit dat we over een eeuw allemaal naar Duitsland moeten verhuizen”, zei Nederkoorn ter inleiding. Hij legde vervolgens zijn oor te luisteren bij het Wereld Natuur Fonds, dat werkt aan projecten rond scheepvaart en natuur; Wageningen UR met de visiekaart ‘Nederland in 2120’; en Rivierklimaatpark IJsselpoort. “Mijn conclusie is dat mijn theatervoorstelling de prullenbak in kan. We gaan helemaal geen natte voeten krijgen. Er gebeurt zó veel op watergebied: alle reden tot hoop.”
Bekijk de video's:
Belangen verenigen
Marleen Buitendijk van Koninklijke BLN-Schuttevaer, branchevereniging van de Nederlandse binnenvaart, zag IRM als een kans om verschillende belangen met elkaar te verenigen. Aanpak van rivierbodemdaling komt bijvoorbeeld allerlei sectoren ten goede. “De kunst is: hoe breng je al die partijen dan bij elkaar?”, zei Hans Brouwer van Rijkswaterstaat en de Stuurgroep IRM. “De startbijeenkomst IRM in februari 2020 gaf wat dat betreft goede hoop. Daar zagen we veel energie en goede wil om samen te werken.”
Een uitdaging is dat er in Nederland een cultuur heerst waarin de verantwoordelijkheden strikt gescheiden zijn. “Dat is een aandachtspunt binnen IRM”, reageerde Steven Voest. “We blijven benadrukken dat IRM niet van het ministerie (van IenW, red.) is, maar juist een samenwerking van alle partijen. Daar hoort ook bij dat je overheden en sectoren met elkaar verbindt.”
Steven Voest: “IRM-aanpak geeft helderheid”
Heldere aanpak
Juist dat integrale karakter leidt tot complexiteit, concludeerden de online deelnemers. Hoe zorg je dat projecten niet stroperig worden en eindeloos duren? “Door op systeemniveau een duidelijke visie af te bakenen”, aldus Voest. “Dat zijn we aan het doen binnen IRM. Die aanpak geeft helderheid.”
Lilian van den Aarssen, per 1 december de nieuwe directeur Staf deltacommissaris, waarmee zij Hermen Borst opvolgt, en Erik Wagener, directeur van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), bespraken de vraag hoe je een afweging maakt tussen keuzes op nationaal niveau en belangen die spelen op regionaal niveau. Uiteindelijk komen die altijd samen, was de conclusie. Maatregelen die de regio’s veiliger, duurzamer en ecologisch sterker maken, zijn ook in het nationaal belang. “De sleutel ligt in zinvolle samenwerking”, zei Aarssen.

Participatie niet onderschatten
Daarbij moeten we ook het belang van brede participatie niet onderschatten, benadrukte Wagener. Veel maatregelen uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma zijn bijvoorbeeld ingrijpend op lokaal niveau. “Daarom is participatie zo belangrijk”, zei hij. “Zorg dat je alle partijen er al in een vroeg stadium bij betrekt.” Een van de online deelnemers vroeg daarover hóe je dat doet: al die miljoenen inwoners uit het rivierengebied erbij betrekken. Daar zijn wel degelijk structuren voor, antwoordde programmamanager Voest. “Er zijn al goede voorbeelden van. Maar het blijft een punt van aandacht.”
Internationale samenwerking
Een andere vraag vanuit het online publiek betrof de internationale samenwerking. Onze grote rivieren komen immers vanuit het buitenland, dus zijn wij ook afhankelijk van gebruik en maatregelen bovenstrooms. “Daarover maken we afspraken binnen bestaande internationale gremia”, aldus Voest. Op de vraag wat mensen in Nederland zelf kunnen doen, antwoordde Voest: “Onderteken de intentieverklaring IRM en bezoek de website: daar zoeken we actief de samenwerking op.”
2. Hittestress
In de maand augustus van 2020 was het warm. Negen dagen achter elkaar had Nederland te maken met tropische temperaturen. In deze warme periode overleden ruim vierhonderd mensen meer dan in de weken ervoor. Gastheer Maarten Bouwhuis, bekend van BNR Nieuwsradio, sprak met vijf gasten over hittestress in de gelijknamige sessie.
Volksgezondheid
Moniek Zuurbier, adviseur leefomgeving en gezondheid bij GDD Gelderland en Overijssel, trapte de sessie af. Ze deed onderzoek naar de impact van hittestress op de volksgezondheid. “Als het heet is, hebben we daar allemaal last van, we slapen bijvoorbeeld slechter. Ouderen hebben daar nog meer last van.” Voor oplossingen moeten we volgens Zuurbier kijken naar het gebied, het gebouw en de gebruiker. “Woningen moeten koeler en de gebruiker moet zijn of haar gedrag aanpassen.”
De drie g’s
Jeroen Kluck, lector water in en om de stad, werkt met de drie g’s: gebied, gebouw en gebruiker. Als tweede gastspreker vertelde hij over de meest effectieve maatregelen tegen hittestress. “Zonwering voor gebouwen, meer water en betere zorg voor de gebruiker en meer bomen en schaduw in het gebied.” Vooral dat laatste is volgens Kluck belangrijk. “Als je in de stad woont, moet je je huis uit kunnen. Op 300 meter van elk huis moet een aangename, koele verblijfsplek gerealiseerd worden. Als stadsbestuur kan je deze concrete maatregel heel makkelijk oppakken.”

Driegesprek
De sessie werd vervolgd met een driegesprek tussen Hans van Ammers (strategisch bestuursadviseur, gemeente Arnhem), Wiebke Klemm (beleidsadviseur openbare ruimte en duurzaamheid, gemeente Den Haag) en Petra Mackowiak (beleidsmedewerker klimaatadaptatie en water, gemeente Tilburg). In Arnhem staat het onderwerp hittestress al tien jaar op de agenda. De ligging van Arnhem is gunstig: aan de rand van de Veluwe en tussen grote rivieren. De stad heeft net zoveel last van hittestress als andere steden, maar het hitte-eiland is kleiner dan bijvoorbeeld Rotterdam en Amsterdam. “De bewustwording over het hitteprobleem neemt toe, bijvoorbeeld onder vastgoedeigenaren”, merkte Van Ammers op. “Ik ben wel positief over de beweging die gaat komen.”
Een innoverend Den Haag
Klemm werkt in Den Haag aan een ‘urban water buffer’. Dit slimme waterbergingssysteem is aangelegd in een woonwijk. In perioden van droogte wordt het water opgepompt en gebruikt voor de stadsboerderij en moestuinen. “De vergroening van deze wijk koppelen we aan waterberging. We kunnen 35.000 kuub water opslaan”, aldus Klemm.

Een bewust Tilburg
Tilburg had in 2018 de dubieuze eer van warmste plek in Europa. De Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg moet daar verandering in brengen. “We zien dat er behoefte is aan richtlijnen en kaders”, vertelde Mackowiak. Maar wie is verantwoordelijk voor maatregelen op het gebied van hittestress, vroeg een deelnemer zich af. “Ik denk dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is”, aldus Mackowiak. “De gemeente beheert maar dertig tot veertig procent van de ruimte. Om klimaatbestendig te worden heb je andere partijen nodig, zoals bewoners, bedrijven en coöperaties. Het is belangrijk om burgers een handelingsperspectief te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van stimuleringsregelingen voor het aanleggen van geveltuinen of groene daken.”
Hans van Ammers: “De bewustwording over het hitteprobleem neemt toe”
Een laatste oproep
Maarten Bouwhuis sloot de sessie af met een aantal laatste woorden van Jeroen Kluck en Moniek Zuurbier. Volgens Kluck moeten we ons ook richten op mitigatie. “De klimaatveranderingen gaan rap voort. Met adaptatie kunnen we niet alle problemen voorkomen.” Zuurbier deed nog een laatste oproep voor de zorg. “De zorg ziet hitte nog niet altijd als een noodzakelijk probleem. Het is geweldig dat hitte bestreden wordt door de buitenruimte koeler te maken, maar mensen blijven last houden van hitte.”
3. Wat kunnen wij leren van en over de wateruitdagingen in het buitenland?
Watergezant Henk Ovink werkt normaal in het buitenland, maar is nu door de coronacrisis veel in Nederland. Als sessieleider sprak hij met een panel over hoe wij kunnen leren van wateruitdagingen in het buitenland. Veel landen leren van onze eeuwenoude kennis op het gebied van water. In het buitenland hebben ze te maken van hele andere opgaven die hier ook gaan spelen. Hoe kunnen wij ook van hen leren?
Het belang van water
In zijn introductie vertelde Henk Ovink over het belang van water en het effect van klimaatverandering. “Water is vitaal voor gezondheid, vrede en veiligheid.” De druk op water neemt toe en als er minder water beschikbaar is, heeft dit grote gevolgen voor de voedselvoorziening. Daarbij zijn negentig procent van alle rampen water gerelateerd. “Samenwerken en het organiseren van middelen en mensen wordt steeds urgenter. Dit vraagt om mondiale, regionale en lokale samenwerking.”

De Water Action Track
De Water Action Track is een van de acht Action Tracks van de Global Commission on Adaptation. Het doel van de Water Action Track is het versnellen en opschalen van acties op het gebied van klimaatadaptatie wereldwijd, met het oog op een duurzame en weerbare toekomst. Lisa Hartog van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat: “Water is ontzettend belangrijk, bijvoorbeeld ook nu voor het herstel van COVID19. Handen wassen is een belangrijk onderdeel in het remmen van het virus.”
Henk Ovink: “Water is vitaal voor gezondheid, vrede en veiligheid”
De Blue Deal
De Blue Deal is een internationaal programma en heeft als doelstelling om in 12 jaar 20 miljoen mensen te helpen aan schoon en veilig water. De kennis van lokale overheden en stakeholders wordt versterkt. Emilie Sturm van de Unie van Waterschappen: “Er lopen mensen van Nederlandse waterschappen mee in verschillende landen. Zij delen hun kennis, maar leren ook veel over klimaatveranderingen in deze landen en nemen deze informatie weer mee terug naar Nederland.”
Lessen uit het buitenland
In een paneldiscussie ging het gesprek verder. Dennis van Peppen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gaf aan dat de omstandigheden in het buitenland veel extremer zijn. “Het is heel belangrijk om deze ervaring mee terug te nemen naar Nederland.” Emilie Sturm refereerde aan een verhaal uit de praktijk waarbij dit wel gebeurt. “Iemand van het Waterschap Limburg liep mee in Colombia waar ze veel ervaring hebben met hoosbuien. Daar leerde hij dat je niet de waterdiepte moet meten, maar juist de snelheid. Andere landen zijn op sommige gebieden veel verder dan wij en daar kunnen we van leren.”

Afvalwater hergebruiken
Ook Lisa Hartog zag dit bij de Water Action Track, namelijk in Israël. Daar hebben ze al jaren last van droogte en gebruiken het water heel slim. “Ze gebruiken vijftig procent van het afvalwater in landbouw opnieuw.” Dennis van Peppen ziet in Europa meer samenwerkingen ontstaan. Zo ziet hij dat Nederland in Roemenië veel leert op het gebied van verdroging. Ovink eindigde de sessie en benadrukte hoe belangrijk het blijft om de buitenlandse kennis ook in Nederland te gebruiken. Hij nodigde de panelleden en Hein Pieper (in zijn functie als expert voor de Horizon Mission Board, red.) uit om in de toekomst met hem verder kennis uit te wisselen.
Bekijk de video over internationaal samenwerken met de Blue Deal.
4. Natte gebieden: complexe problemen oplossen in ‘De Salon’
Stikstof, energietransitie, corona, economische recessie: overal stapelen de vraagstukken zich op. We moeten de opgaven van het Deltaprogramma verbinden met andere opgaven, staat in DP2021. Maar hoe kom je tot oplossingen met zo’n kluwen van ‘multicomplexe problemen’? Betrokken bstuurders gingen hierover in gesprek.
Niet alles kan
“Niets kan meer op de oude manier”, stelde watergraaf Stefan Kuks. “Het nieuwe normaal is dat we het anders doen: oplossingen combineren en niet alles kan overal.” Liz van Duin van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voegde daar een duidelijke opdracht aan toe: “Ambtenaren moeten betere voorstellen voor keuzes maken, met voor- en nadelen. En bestuurders moeten kiezen. Anders volgt onderzoek op onderzoek.”

De pijn van de streekholders
Zeeland heeft ervaring met zo’n duidelijke keuze. Daar is gekozen voor het ontpolderen van de Hedwigepolder. Dat is een bittere pil voor de landbouwsector. “Na zo’n bestuurlijke keuze stopt het proces niet”, benadrukte gedeputeerde Anita Pijpelink van provincie Zeeland. “Geef de streekholders - de betrokkenen in het gebied - zeggenschap over hoe de gebiedsontwikkeling invulling krijgt. Erken ook de pijn van de keuze en blijf die erkennen. Blijf zichtbaar, luister en vraag wat mensen willen.”
De toekomst is simpel
Jaap Slootmaker, de nieuwe DG Water en Bodem (min IenW), ziet ook dat vraagstukken steeds meer verweven raken. “Alles met alles verbinden, kan verlammend werken. Ook daar moeten we keuzes in maken: richt je energie op de echte dilemma’s. De deltacommunity kan helpen die te benoemen.” Hij pleitte ervoor om ook pragmatisch te zijn. “Want de tijd gaat verder.” Dat was een mooie overgang naar de column van Guido van Nispen met de titel ‘De toekomst is simpel’. Gebruikmakend van verschillende Loesjes belichtte hij de zorgelijke en hoopvolle kijk op de toekomst.
Anita Pijpelink: “Laten we van elkaar leren. Jammer dat er maar 1 keer per jaar een Deltacongres is!”
Emancipatie van de watersector
Tot slot bracht Peter Glas ook een bezoek aan de salon. Hij vergeleek de complexe vraagstukken met de Rubic-kubus: hoe krijg je voor elkaar dat alles op zijn plaats valt? Het is tijd voor emancipatie van de watersector, stelde Glas. “Water heeft veel te bieden, maar ook wat te eisen. Dat moeten we nadrukkelijker agenderen. Niet vanuit eigen belang en vooringenomenheid, maar met een open houding. Dit is de eeuw van leven met water.”
Peter Glas: “Jagen achter geld is niet meer van deze tijd. Met goede plannen komt het geld er wel.”
5. Klimaatbestendige woningbouw
Eén miljoen woningen bouwen én Nederland klimaatbestendig en waterrobuust inrichten: het zijn twee tegengestelde doelen voor de toekomst. Beide doelen zijn noodzakelijk, maar hoe voorkom je dat het botst? Daarover sprak gastvrouw Kim Coppes met verschillende partijen in de sessie Klimaatbestendige woningbouw.
Sander van der Wal, oprichter van &Flux, opende de sessie met een verhaal over samenwerken. &Flux zorgt ervoor dat partijen samenwerken die dat normaal gesproken nooit doen. Het Convenant Klimaatadaptatief Bouwen in Zuid-Holland is daar een voorbeeld van. “Het bevat een leidraad waarin staat hoe je klimaatadaptatie zo goed mogelijk vastlegt in een bouwproject”, aldus Van der Wal. Na de gezamenlijke inleiding werd de groep in tweeën gesplitst. Groep één kreeg meer informatie over het onderwerp ‘inrichting’. Groep twee sprak over het maken van een ‘locatiekeuze’.

Rekentool
Luuk Postmes van de gemeente Eindhoven vertelde in de eerste groep uitgebreid over het gebruik van een rekentool. Met die tool berekenen partijen de impact van klimaatadaptieve maatregelen op het gebied van waterberging. Hoe groener de ontwikkeling is, des te kleiner is de gevraagde waterbergingsopgave. Projectontwikkelaar Martijn Knapp gebruikte de tool bij de herontwikkeling van het voormalig Campina-terrein. “Dit terrein wordt omgebouwd tot woonwijk. Klimaatrobuust bouwen is een belangrijk onderdeel waarbij we de rekentool hebben ingezet”, vertelde Knapp. “Het is een duidelijke tool. Je vult gegevens over het bouwproject in. Daarna kan je aan de knoppen draaien en de verschillende klimaatadaptieve opgaven zien.”
Flexibel en creatief
In Dordrecht werd op een andere manier gewerkt. Daar stond één doel centraal: een klimaatbestendige woonwijk. “We wilden innovatie en flexibiliteit bieden aan de markt”, vertelde Rik Heinen van de gemeente Dordrecht. Voor het pilotproject Amstelwijck gebruikte de gemeente de normeringen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. “We toetsen op het doel en de normeringen zijn de manieren waarop we het doel behalen.”
Jimmy van der Westen: “Een rekentool is redelijk statisch”
Open doelstelling
Jimmy van der Westen is als projectontwikkelaar betrokken bij het pilotproject Amstelwijck. “De vrijheid in dit project is groot, maar het gebruik van een rekentool zoals in Eindhoven is redelijk statisch. Eigenlijk moet je een middenweg vinden. Zo’n open doelstelling is leuk, maar intern in de gemeente is dat vaak nog niet geborgen. Met een rekentool kan je makkelijker versnellen in het bouwen van klimaatbestendige woningen.”
Resilience by design
Terwijl de sprekers in de subsessie over inrichting vertelden over Eindhoven, Dordrecht en het gebruik van tools, ging in de andere subsessie het een en ander technisch mis. Niet iedereen kon luisteren naar de presentatie van Matthijs Bouw over het onderzoek ‘Resilience by design’ in de Metropoolregio Amsterdam. Hij onderzocht hoe klimaatadaptatie een ‘normaal’ onderdeel kan worden in integrale investeringsbeslissingen, nu en in de toekomst. Hier staat meer informatie over dit onderzoek.
Open vizier
Gastvrouw Kim Coppes sloot de sessie af met een gesprek tussen Dirk-Siert Schoonman (dijkgraaf bij Waterschap Drents Overijsselse Delta) en Sander van der Wal (&Flux). Er werd kort gesproken over ‘aanbestedingsangst’. Volgens Van der Wal moeten partijen die elkaar nog niet kennen met een open vizier het gesprek aangaan en niet van tevoren al bepalen wat ze ergens van vinden. Schoonman sloot zich daarbij aan: “Uiteindelijk gaat het erom dat je in een vroeg stadium met elkaar in gesprek gaat. Leg niet alles vast in regels.”
*) Omdat deze sessie hinder ondervond van haperende techniek, zullen we in een volgende editie van onze kwartaalnieuwsbrief Deltanieuws in een uitgebreid artikel nader ingaan op het onderwerp klimaatbestendige woningbouw.
6. Hoe verbind je de energietransitie met klimaatadaptatie?
Nederland heeft de komende jaren te maken met twee grote opgaven, namelijk energietransitie en klimaatadaptatie. Deze twee aan elkaar koppelen, roept voor veel mensen vragen op. Gespreksleider Ruben Maes vroeg verschillende mensen uit het werkveld naar hun ervaringen met het verbinden van de twee werelden. Het eerste deel van de sessie was gericht op de aanpak in Groningen en het Hart van Brabant en het tweede deel op hittestress.
Eén integrale gebiedsaanpak
Roelof Kooistra is extern ingeschakeld om in het Hart van Brabant te werken aan de Regionale Energie- en Klimaatstrategie. “Energietransitie en klimaatadaptatie vinden plaats in dezelfde gebieden met dezelfde stakeholders. Door dit samen aan te pakken, hoeven de stakeholders niet twee keer op te draven.” In de omgeving van Tilburg ontwikkelen ze verschillende energiehubs waarbij vooral met windmolens elektriciteit wordt opgewekt. Die hubs zijn gekoppeld aan een publiek ontwikkelbedrijf. Wanneer er in de toekomst geld wordt verdiend met de windmolens in dit ontwikkelbedrijf, zal dit geld worden besteed aan klimaatadaptatie.

Nadenken over je eigen hokje
In de gemeente Groningen is de wijk Paddepoel onderdeel van het programma Aardgasvrije Wijken. Omdat de straat toch open moest, zag de gemeente een reden om de wijk klimaatadaptief te maken. Martijn Schuit van de gemeente Groningen vertelde dat ze tijdens dit proces gemeentebreed mensen lieten nadenken over deze onderwerpen. “Intern hebben we verschillende sessies gehouden om mensen mee te nemen en zelf na te laten denken over hun eigen hokje.” Volgens Schuit kan integraal werken vooral in grotere gemeentes lastig zijn en daarom waren de sessies erg belangrijk. “Zorg daarbij ook dat je iemand aanwijst die hier actief mee aan de slag gaat.”
Warmte gebruiken
In het tweede deel van de sessie sprak een panel over de volgende stelling: ‘De energietransitie draagt te weinig bij aan het tegengaan van hittestress’. Een stelling waarmee zeventig procent van de deelnemers het eens was. Ook panellid Jan Engels van het Klimaatverbond; hij noemde hitte een fundamenteel effect van klimaatverandering. “Het zorgt ervoor dat er minder behoefte is aan warmte in de winter en meer behoefte is aan koeling in de zomer.” Robert Jan van Egmond van stichting Topconsortia Kennis en Innovatie ziet mogelijkheden in het gebruiken van warmte. Hij vertelde over een innovatief idee dat door Europa wordt getest waarbij met één supermarkt honderd woningen worden verwarmd. In Nederland loopt dit project in Heerlen.
Jan Engels: “Er is meer behoefte aan koeling in de zomer”
Mooie oplossingen
Jan Jacob van Dijk van het nationaal programma Regionale Energie Strategieën (RES) gaf aan dat hittestress geen onderdeel is van RES. Ook hij ziet het belang van dit onderwerp, maar geeft wel aan dat er op dit moment verschillende ingewikkelde vraagstukken spelen. Iets wat hij al merkt bij de verbouwing van zijn eigen huis. “Het zal een tijdje duren voordat er op grote schaal woningen soepel worden aangepakt.” Ook Maya van der Steenhoven van programmabureau Warmte Koude Zuid-Holland was het hiermee eens. “We moeten nog veel leren.” Van der Steenhoven gaf aan dat er op lokaal gebied wel veel mooie dingen gebeuren. “Zo zie ik bedrijven met burgers zoeken naar mooie oplossingen om huizen te verwarmen.”
Bekijk de video over de verbinding tussen klimaatadaptatie en de energietransitie.
7. Kennisprogramma Zeespiegelstijging
Hoe sterk stijgt de zeespiegel na 2050? Wordt het 30 cm of meer dan een meter? Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging geeft de komende jaren gevoel voor de bandbreedtes en wat dat betekent voor waterveiligheidsstrategieën en functies. Wendelien Wouters leidde het gesprek over de aanpak van het Kennisprogramma, met de regio Rijnmond-Drechtsteden als voorbeeld.
Kennisprogramma in het kort
In een korte video vertelden Annemiek Roeling (IenW), Saskia van Gool (RWS) en Jos van Alphen (Staf deltacommissaris) over de essentie van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. De hamvraag is: kunnen we de zeespiegelstijging aan met de huidige strategieën of moeten we overstappen op heel andere oplossingen? En wat betekent dat voor de leefbaarheid en functies als scheepvaart, natuur en landbouw? De vijf sporen die het kennisprogramma volgt zijn te lezen in een brochure.
Rijnmond-Drechtsteden: gebied van uitersten
Rijnmond-Drechtsteden is het gebied van de wereldhaven Rotterdam en grote steden, maar ook van landelijk gebied, het Westland en de Biesbosch. Hoe houden we het hier veilig, vraagt Wendelien Wouters aan Pim Neefjes (Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden). “Met de huidige strategie van dammen, dijken en stormvloedkeringen lukt dat de komende tientallen jaren prima. We hebben de Maeslantkering tot nu toe nog nooit in hoeven zetten.” Hoe actueel is het kennisprogramma hier dan? Neefjes: “De zeespiegelstijging kan sneller gaan dan we denken. Daarom moeten we regelmatig checken of we op koers liggen.”

Uiteenlopende belangen
Wat zijn de wensen voor scheepvaart, natuur en landbouw? Marc Eisma (Port of Rotterdam) toonde zich tevreden met de huidige open verbinding met de zee. “Als er een andere strategie komt, moet de bereikbaarheid van de haven goed meewegen.” Bas Roels (Wereld Natuur Fonds) wees erop dat er bijna geen natuur meer is in de regio, onder meer door de huidige waterveiligheidsstrategie. “Het roer moet om. Maak de opdracht van het nationaal Deltaprogramma breder: veilig, welvarend én met mooie natuur.” Ook Arie Verhorst (LTO) had een duidelijke wens. “Wij gaan voor een sluis in de Nieuwe Waterweg. Nu stroomt 80 procent van het zoete Rijnwater ongebruikt naar zee, met een sluis kun je dat beter verdelen.”
Pim Neefjes: “De zeespiegelstijging kan sneller gaan dan we denken”
Anders bouwen in buitendijks gebied
Veel bedrijven en woningen in Rijnmond-Drechtsteden staan buitendijks. Op dit moment speelt een buitendijkse gebiedsontwikkeling rond het nieuwe Feyenoordstadion. Corjan Gebraad (gemeente Rotterdam) vertelde hoe hij in gesprek gaat over de risico’s: wat doen we als de kades onderlopen? Voor alle grote buitendijkse gebieden heeft de regio adaptatiestrategieën opgesteld. Daarin staan maatregelen die bedrijven en overheden kunnen treffen om schade te beperken. Gebraad keek ook verder vooruit: “Misschien moeten we op een andere manier gaan bouwen.”
Welk verhaal vertellen we?
Hoogleraar Lotte Jensen (Radboud Universiteit) gaf een heel nieuwe wending aan de discussie. Zij onderzoekt welke verhalen mensen vroeger over overstromingsrampen vertelden. Er zijn vier varianten: religieuze, apocalyptische, technologische en ecologische verhalen. “Dat zijn nog steeds de beelden waarin we denken. De religieuze variant (ramp als straf van God) komt terug in het verhaal dat we allemaal schuldig zijn aan klimaatverandering. De apocalyptische variant (de zondvloed) zagen we in de tv-serie ‘Als de dijken breken’.”
Welk verhaal het beste werkt, hangt af van het doel en de doelgroep. “Gebruik een apocalyptisch verhaal als mensen snel in actie moeten komen”, adviseerde Jensen, “maar als je mensen wil laten meedenken over toekomstige vraagstukken, werken de technologische en ecologische variant beter. De nieuwe geul bij Nijmegen is daar een voorbeeld van.”
Bekijk de video met Lotte Jensen.
8. Droogtemanagement: het nieuwe watermanagement?
Deze sessie was – voor het eerst in het bestaan van het Deltacongres – geheel opgezet en verzorgd door waterstudenten en -young professionals. De gespreksleiding was in handen van Sander Geertzen, student aan de TU Delft, en Johan Oost, managing director van de Wetskills Foundation. Dit is een internationaal netwerk van studenten en young professionals in de watersector.
Watertekort neemt toe
Karin van der Wiel, klimaatwetenschapper bij het KNMI, vertelde dat de hoeveelheid neerslag in het kustgebied in de afgelopen decennia is toegenomen, terwijl die in het oosten van het land juist is afgenomen. De verdamping is in het hele land toegenomen, met name in het oosten. “Netto zien we een toenemende droogte: het verschil tussen neerslag en verdamping”, zei Van der Wiel. “De droogte is met name een probleem in het oosten.” Invloed hierop van klimaatverandering is aanzienlijk – en die invloed zal in de toekomst groter worden. “Een steeds groter deel van Europa gaat te maken krijgen met watertekorten.”

Oog voor land- en watergebruik
Jasper van der Woude, senior-adviseur bij Infram, belichtte enkele aanbevelingen uit het eindrapport van de Beleidstafel Droogte. “Uitwisseling van kennis en data is cruciaal”, zei hij. “Alleen het optimaliseren van het watersysteem, bijvoorbeeld voor opslag van water, is niet voldoende. We moeten ons ook realiseren dat niet op alle momenten genoeg water aanwezig is. Dat er een schep bovenop moet om in de toekomst beter bestand te zijn tegen droge periodes. Daarnaast moeten we werken aan klimaatbestendig land- en watergebruik.”
Pitches
Tijdens pitches van elk twee minuten belichtten studenten, promovendi en young professionals allerlei projecten en onderzoeken op watergebied, zoals het Droogte Dashboard en verzilting in Zeeland. Rick Hoogenboom van de Universiteit Twente en het National Water Footprint Network vertelde over het gebruiken van de ‘waterfootprint’ om te kijken waar je de meeste besparingen kunt realiseren. “Zo’n 95 procent van onze voetafdruk ligt in het buitenland”, benadrukte hij, “waar veel van ons voedsel en onze kleding wordt geproduceerd. Het is dus belangrijk dat we ons ook bezighouden met droogte elders.” Consumenten hebben daarin een grote rol, aldus Hoogenboom: zij kunnen kiezen voor water-duurzamere producten. “Een tweede belangrijke stakeholder zijn financiële instellingen: door hun investeringen spelen zij een belangrijke rol op wereldschaal.”
Jasper van der Woude “Niet op alle momenten is genoeg water aanwezig”
Integrale oplossingen
Leonie van der Voort, directeur van CASCADE, vereniging van zand-, grind- en kleiproducenten, besprak het belang van voldoende waterbeschikbaarheid in de rivieren voor de logistiek rond deze grondstoffenwinning. “Zeker in het kader van de energietransitie en de bouwopgave zijn integrale oplossingen nodig”, zei ze. “Naast de winning van de onmisbare bouwgrondstoffen creëren wij duurzame ecologische gebieden die helpen bij waterretentie. Wij zijn dus een belangrijke stakeholder in het watermanagement.”
Voorkeursvolgorde
Rob Bouman van het Deltaprogramma Zoetwater van het ministerie van IenW benadrukte de voorkeursvolgorde in droogtemanagement: zuinig gebruik, beter vasthouden, slim verdelen, schade accepteren. Hij belichtte het nieuwe DP Zoetwater 2022-2027, dat niet vanuit het ministerie tot stand is gekomen maar in samenwerking met alle regionale partijen en Rijkswaterstaat. Bouman: “Er is dan ook sprake van co-financiering vanuit regionale partijen.”
Droogte voorspellen
Sandra Hauswirth, promovendus aan de Universiteit Utrecht, presenteerde haar onderzoek naar manieren om de gevolgen van droogte te kwantificeren en te voorspellen. De methode berust op dataverzameling en machine learning-technieken. “Met die methode kunnen we verschillende relaties tussen waarnemingen detecteren en analyseren”, zei Hauswirth, “en vervolgens een model maken dat droogte kan voorspellen.”