Ze is al sinds de start in 2010 direct betrokken bij het Deltaprogramma. Tot afgelopen mei, want toen begon ze aan een nieuwe uitdaging als kwartiermaker gebiedsgerichte aanpak stikstof bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Maar niet zonder op deze plek terug te kijken op tien bijzondere jaren Deltaprogramma. Vijf vragen aan een deltawerker van het eerste uur.
Wat zijn jouw eerste herinneringen aan het Deltaprogramma?
'Mijn allereerste herinnering aan het Deltaprogramma is de tweede Deltacommissie, ook bekend als de Commissie Veerman. Zij boden in 2008 hun advies aan minister-president Jan Peter Balkenende en Tineke Huizinga, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, aan over hoe wij in Nederland op de lange termijn kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Dat onderwerp sprak me zo enorm aan dat ik graag aan het vervolg op het advies wilde meewerken.'
'Een ander belangrijk moment was mijn kennismaking met Wim Kuijken, de eerste deltacommissaris. Toen deelden we beiden een deel van onze ‘gebruiksaanwijzing’. Dat dat zo kon, maakte mij duidelijk dat er binnen het Deltaprogramma ruimte is om open en transparant te zijn over hoe je werkt en wie je bent. Dat is naar mijn idee een belangrijke basis voor een goede samenwerking.'

Hoe beschrijf jij de ontwikkeling van het Deltaprogramma in de afgelopen jaren?
'De ontwikkeling van het Deltaprogramma in de afgelopen tien jaar, zoals ik die zie, is een golfbeweging. De eerste jaren, van 2010 tot en met 2014, waren gericht op beleidsontwikkeling: het formuleren van normen, kaders en strategieën voor de lange termijn in termen van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën. De jaren daarna richtten zich op het uitwerken en uitvoeren van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën. En nu zes jaar na de deltabeslissingen, zien we dat de uitvoering onverminderd belangrijk blijft én hebben we tegelijkertijd wederom last van droogte, voor het derde jaar op rij. Ook zien we in dat de mogelijk versnelde zeespiegelstijging na 2050 vraagt om opnieuw goed naar ons beleid te kijken. Het is tijd om met elkaar te bepalen wat er nodig is voor een veilig, klimaatbestendig en waterrobuust land mét ruimte voor economische ontwikkelingen.'

Welke memorabele mijlpaal staat je nog goed voor de geest? En waarom?
'In de afgelopen tien jaar heb ik verschillende memorabele mijlpalen mogen meemaken. Een zeer recente mijlpaal is dat minister Cora van Nieuwenhuizen begin juni de intentie uitsprak om € 100 miljoen extra uit het Deltafonds beschikbaar te stellen om ons land weerbaarder te maken tegen droogte en watertekorten. Dit is een stevige extra ambitie ten opzichte van de al gereserveerde € 150 miljoen. Met deze middelen uit het Deltafonds, en de hiermee gepaard gaande extra financiering vanuit de regio’s (de totale cofinanciering vanuit de regio komt daarmee op ongeveer 540 miljoen), kan in de tweede fase van het Deltaplan Zoetwater een maatregelenpakket gerealiseerd worden van ruim € 800 miljoen. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van de eerste fase.'
'Dit is voor mij een mooi voorbeeld van wat er gebeurt als urgentie, ambitie en goede voorbereiding samenkomen. Binnen het Deltaprogramma Zoetwater zijn de zoetwaterregio’s, inclusief Rijkswaterstaat, de afgelopen jaren intensief bezig geweest om te komen tot een gezamenlijk voorstel voor concrete maatregelen voor de tweede fase van het Deltaplan Zoetwater. Dit heeft geleid tot een ambitieus en stevig onderbouwd maatregelpakket. De vertegenwoordigers van de zoetwaterregio’s in het Bestuurlijk Platform Zoetwater en deltacommissaris Peter Glas hebben half mei de minister per brief laten weten dat zij voor de tweede fase van het Deltaplan Zoetwater haar hoge ambitieniveau delen. Ook is de minister gevraagd of zij genegen is om de bijdrage vanuit het Deltafonds te verhogen.'
Wat heb jij de afgelopen jaren ervaren als grote uitdaging?
'De overgang van de fase van beleidsontwikkeling naar uitwerking en uitvoering in 2015 vond ik een uitdaging. Van 2010 tot en met 2014 waren veel nationale keuzes te maken, die in samenhang en daarmee in gezamenlijkheid moesten worden genomen. Joint fact finding, gedeeld eigenaarschap en alles wat ervoor nodig was om daar te komen, hebben we toen gedaan: 24-uurssessies met de programmadirecteuren, informele bestuurlijke overleggen en zelfs zogenaamde ‘schreeuwsessies’. De samenwerking was intensief. Vanaf 2015 veranderde dat en lag het werk veel meer in de afzonderlijke gebieden. Het was voor mij als liaison toen even zoeken wat mijn bijdrage kon zijn om voortgang te kunnen blijven boeken. Ook in die fase heb ik geleerd dat wat we in de eerste fase deden, werkt: de opgave vooropzetten en door middel van joint fact finding vanuit gedeeld eigenaarschap en met behoud van ieders verantwoordelijkheden op zoek gaan naar oplossingen.'

Wat wil je de deltacommunity nog meegeven?
'Als eerste zou ik zeggen: koester wat je hebt. Het bouwwerk van een Deltawet, Deltaprogramma, deltacommissaris en Deltafonds is een bijzonder, zo niet uniek, bouwwerk. Door de veranderingen als gevolg van het coronavirus is mij duidelijk geworden hoe stevig we het bouwwerk, als deltacommunity, de afgelopen jaren hebben gemaakt. Ondanks dat we met z’n allen plotseling nieuwe manieren én een nieuw ritme moesten vinden (in thuiswerken, thuisonderwijs en überhaupt veel thuis zijn) hebben we het met de hele deltacommunity voor elkaar gekregen om Deltaprogramma 2021 volgens schema gereed te krijgen. En dat terwijl dit Deltaprogramma 2021 een ander karakter heeft dan voorgaande jaren (het bevat de uitkomsten van de eerste zesjaarlijkse herijking, in feite nieuwe foto’s van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën).'
'Koester wat je hebt'
'Het tweede wat ik zou willen meegeven is: benut de verbindende kracht van water, waar mogelijk, ook voor andere terreinen. We willen met zijn allen veel in Nederland en de ruimte is beperkt. En we hebben ook verschillende crises het hoofd te bieden: corona, stikstof, PFAS. Binnen het Deltaprogramma hebben we met alle overheden de werkwijze van gedeeld eigenaarschap met behoud én respect voor ieders eigen verantwoordelijkheid vorm weten te geven. De afgelopen jaren heb ik ervaren hoezeer deze werkwijze verbindend werkt tussen organisaties en mensen. Ik hoop en gun het ons dat deze werkwijze ook zijn weg vindt in de andere opgaven waarvoor we nu en op de (middel)lange termijn gesteld staan. Samen werkt beter.'