Met de zomer voor de deur is het strand een fijne plek om te recreëren. Maar het strand, de duinen en het zand in de vooroever (onder water) beschermen Nederland ook tegen de zee. Deze natuurlijke helden verliezen terrein door wind, golven en stroming, maar ook door de zeespiegelstijging en bodemdaling. Om te zorgen dat de Nederlandse kust op zijn plek blijft liggen én in topconditie blijft, onderhoudt Rijkswaterstaat de kust door regelmatig zand aan te brengen: zandsuppletie. Zo blijft Nederland beschermd tegen de zee. En ook de waterwinning, natuur en recreatie profiteren hiervan.

De waterveiligheid van de Nederlandse kust is op orde. De strategie voor de Kust die binnen het Deltaprogramma is afgesproken is ‘zacht waar het kan (door gebruik te maken van zandsuppleties) en hard waar het moet.’ Naast de reguliere zandsuppleties, zoals op dit moment bij Dishoek zijn er waarschijnlijk tot 2050 geen aanvullende maatregelen nodig. Naar aanleiding van een zware storm eind jaren 80 is het beleid om de ligging van de kustlijn tenminste te handhaven op de positie van de kustlijn op 1 januari 1990: de Basiskustlijn (BKL). Deze wordt elke zes jaar herzien. Binnen Rijkswaterstaat is het programma Kustlijnzorg verantwoordelijk voor de instandhouding van de BKL. Het programmateam verzorgt bijvoorbeeld de programmering, conditionering en aanbesteding. Internationaal opererende baggerbedrijven voeren de suppletiewerkzaamheden uit. Doordat de kust elk jaar gemeten wordt, is duidelijk waar onderhoud met zand nodig is. Als een deel van de kust te veel zand heeft verloren, vullen we dit aan. We brengen zand aan op de zeebodem vlak voor de kust, of op het strand.

Een graafmachine met een aantal buizen op een duintijke kuststrook.
Foto: © Gemma Ramaekers

Realisatie en effecten

Gemiddeld is er per jaar twaalf miljoen kubieke meter zand nodig om de Nederlandse kust te onderhouden. Bij het bepalen van de hoeveelheid zand kijken we naar de oppervlakte van het kustfundament (het gebied tussen twintig meter diepte tot en met de duinvoet). Dit gebied laten we meestijgen met de actuele zeespiegelstijging.

Onderstaand figuur laat de totale hoeveelheid aangebracht zand zien. In het begin werden overal strandsuppleties (geel) aangebracht. Later kwamen daar onderwatersuppleties (blauw) bij. Op sommige locaties zijn de effecten van onderwatersuppleties zo positief dat daar minder strandsuppleties nodig zijn. Onder water suppleren sluit het beste aan bij de natuurlijke processen van de kust. Het zand wordt dan door golven, stroming en wind geleidelijk langs de kust verspreid. Dat is goedkoper dan zand aanbrengen op het strand. Ook het effect is langduriger. Bovendien veroorzaken de werkzaamheden op zee geen overlast voor strandrecreatie en de werkzaamheden kunnen bijna het hele jaar door plaatsvinden.

figuur

Ook wordt de ontwikkeling van het aantal overschrijdingen van de BKL weergegeven. Dit zijn plekken waar de kust niet onderhouden is. Bijvoorbeeld voor natuurbeheer of omdat suppleties nog moeten plaatsvinden. Om dit te berekenen, is de kust verdeeld in verschillende vakken. De BKL is geen echte lijn op de kaart, maar een maat voor de hoeveelheid zand die er per kustvak moet liggen. Het streven is om de overschrijdingen van de BKL onder de tien procent te houden. Dat lukt sinds 2004.

Uitdagingen

De uitdagingen voor dit programma zitten op verschillende vlakken zoals de ontwikkeling van de zeespiegelstijging en bodemdaling. Daarnaast houden we zo veel mogelijk rekening met de natuur, zowel op de zeebodem als op het strand. Dat geldt ook voor het winnen van zand op de Noordzee. Sinds het begin van het kustonderhoud is er een toenemende druk op de kust (door bijvoorbeeld strandrecreatie of windmolenparken op zee). De uitdaging voor Kustlijnzorg is flexibiliteit. Om Nederland te beschermen tegen de zee én rekening te houden met andere of veranderende belangen in het kustgebied, nu en in de toekomst.