Foto Header: Emiel Reiding, directeur Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

‘Niet alles kan en niet alles kan overal’. Dat schrijft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens betrokken collega-ministers in een recente brief aan de Tweede Kamer over de aanstaande Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Waarom deze woorden? De druk op de fysieke leefomgeving loopt op. Dat was al zo door alle woningen die we moeten bouwen, door nieuwe ruimteclaims vanuit energie, door de stikstofproblematiek en ik kan zo nog wel even doorgaan… En nu in deze bizarre coronatijd voelen we de ruimtedruk heel letterlijk. Groen en ruimte om ons heen is nu belangrijker dan ooit.

Het wordt steeds duidelijker dat de ruimteopgaven alleen aangepakt kunnen worden als we dit in samenhang doen. We hebben in de brief ook waterbelangen verweven in de aanpak. Nederland is heel goed geworden in het optimaliseren per sector. Ook in de waterwereld. We houden ons land veilig en leveren nog steeds voldoende drinkwater, maar de grenzen komen in zicht. Zie bijvoorbeeld de huidige droogte, zo vroeg in het jaar. Ons aanpassen aan de klimaatveranderingen vraagt ook om een ruimtelijke invalshoek, die breder is dan alleen de sectorale invalshoek. Met de Kamerbrief zetten we daarin, hoop ik, een belangrijke stap.

'De grenzen komen in zicht'

We kijken bij alle keuzes naar de samenhang van boven- én ondergrond. Om af te stemmen op de eigenschappen en het functioneren van het bodem-watersysteem. Een aantal voorbeelden:

  • Woningbouw: het vermijden van ongunstige locaties vanuit waterhuishouding (diepe polders, slappe grond, verdroging en zoute kwel) of het mitigeren van de effecten op deze locaties;
  • Landelijk gebied: er komt een nationaal programma waarin we robuuste natuur per gebied uitwerken, bijvoorbeeld met bufferzones rond kwetsbare natuurgebieden. Het doel is een klimaatbestendig en waterrobuust Nederland;
  • Bodemdaling in veenweidegebieden: minder ‘peil volgt functie’ en steeds vaker ‘functie volgt peil’. Voor bepaalde gebieden betekent dit verdere vernatting.

In de brief hebben we bovendien een zogenaamde voorkeursvolgorde voor zoetwater en droogte opgenomen:

  1. Water beter vasthouden om overlast te voorkomen en beschikbaarheid zeker te stellen;
  2. Vervolgens water bergen en afvoeren;
  3. Water slimmer verdelen over de watervragende functies in een gebied om watertekort te voorkomen.

Bij een natuurlijk fenomeen is nooit alle schade te voorkomen. Als de inzet toch nog onvoldoende is, dan moeten we als samenleving de (rest)schade accepteren en ons daarop voorbereiden.

De crux is het juiste evenwicht vinden tussen water vasthouden en water afvoeren over het jaar heen, in natte en droge tijden. Daarvoor moeten we de eigenschappen van verschillende gebieden gebruiken. Het is belangrijk dat iedereen over de grenzen van de eigen sector kijkt en werkt. Alleen dan verzekeren we ons in Nederland van een duurzame en veilige toekomst.