Foto Droog land wordt besproeid met water. Foto: © Theo Bos.

Het IJsselmeergebied kent sinds 2018 een flexibel peilbeheer. Dit zorgt voor een grotere waterbuffer dan het vaste zomerpeil dat eerst gehanteerd werd. Dit is een van de conclusies uit de Joint Fact Finding-studie Robuustheid IJsselmeergebied bij droogte die het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied liet uitvoeren. Beleidsmedewerker IJsselmeergebied Koen Kaffener (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en de projectleiders van de studie Bert Piekstra (Wetterskip Fryslân) en Ton de Vrieze (Rijkswaterstaat) vertellen.

‘We staan er met het nieuwe Peilbesluit IJsselmeergebied nu beter voor dan in 2018’, zegt De Vrieze. Door het flexibele zomerpeil mag het water variëren tussen NAP-0,10 m en NAP-0,30 m (bij crisis tot NAP -0,4 m). ‘Daardoor ontstaat een buffer, die in principe tot 2050 voorziet in de huidige waterbehoefte van de regio die tijdens een periode van droogte afhankelijk is van IJsselmeerwater. In 2018 ging het flexibele peilbeheer pas tijdens de droge periode in. Toen de lange periode van droogte ons overrompelde, waren de meren nog niet maximaal gevuld. Dat zal ons nu minder snel overkomen: het hoofdwatersysteem van het IJsselmeergebied heeft aan robuustheid gewonnen.’

'Het hoofdwatersysteem van het IJsselmeergebied heeft aan robuustheid gewonnen'

Ook de waterschappen houden meer rekening met droogte. Piekstra: ‘Het Wetterskip Fryslân heeft zijn mogelijkheden tot waterinname na de droogte van 2018 aangepast. Als het peil in het IJsselmeergebied tot NAP-0,40 m zakt, levert dat 185 miljoen m3 extra zoetwater op. Dat is genoeg om de regionale watervoorziening draaiende te houden. Daarnaast zijn eventueel wel extra maatregelen nodig en is sprake van hinder voor scheepvaart en waterrecreatie.’

Zicht op het IJsselmeer vanaf de waterkant.
Hoe groot is het wateraanbod van het IJsselmeergebied? Foto: © John van Helvert

‘Onbetwistbare feiten’

Het geschetste beeld is een beknopte weergave uit het rapport Joint Fact-Finding studie Robuustheid IJsselmeergebied bij droogte (JFF-studie). Deze studie is uitgevoerd door 6 provincies, 9 waterschappen en Rijkswaterstaat, waarbij ook als belanghebbende gebruikers LTO (landbouw) en PWN (drinkwater) waren betrokken. Het rapport, één van de aanbevelingen uit de Beleidstafel Droogte, werd op 9 april aangeboden aan het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied en vastgesteld.

In deze studie naar feiten werden verschillende vragen beantwoord, zoals ‘Hoe groot is het wateraanbod van het IJsselmeergebied?’, ‘Kan dat nog groter worden door de verschillende marges verder op te rekken?’ en ‘Hoeveel extra water levert dat op en wat zijn de te verwachten gevolgen en kosten van zo’n noodgreep?’ De harde gegevens die deze vragen opleverden, worden gebruikt in het huidige beleid en beheer. Hierdoor is het mogelijk om bijvoorbeeld doelgerichte maatregelen te nemen en nieuwe situaties snel te beoordelen.

De grote kracht van het onderzoek is volgens Piekstra en De Vrieze dat systematisch onbetwistbare feiten zijn geïnventariseerd en vervolgens vertaald naar gezamenlijke conclusies. ‘Vooral deze nieuwe gedeelde kennis stelt, gecombineerd met de timing in het flexibel peilbeheer, de beheerders en bestuurders in staat om tijdig op droogteperioden te anticiperen.’

Snelle, concrete maatregelen

Op basis van de harde feiten zijn enkele snelle en concrete maatregelen genomen, zoals monitoring van zout in het IJsselmeerwater en aanpassing aan de spuisluizen inde Afsluitdijk. De Vrieze: ’Aan de zoetwatervoorraad worden ook kwaliteitseisen gesteld, vooral voor de bereiding van drinkwater. Wordt het water te zout, dan gaat dat ten koste van de bruikbare hoeveelheid zoetwater.’ Zout dringt onder meer door de sluizen in de Afsluitdijk het IJsselmeer binnen. Het meetnet van Rijkswaterstaat bleek in 2018 niet in staat in de zoutsituatie goed in beeld te brengen en daardoor heeft het zout zich in het IJsselmeer verspreid. Hierdoor moest het drinkwaterbedrijf tijdelijk de inlaat van water stoppen. Wanneer dit zout wel was weggespuid, was het waterpeil in 2018 verder gezakt.

De Vrieze: ‘Vanaf deze zomer monitoren we de hoeveelheid zout in de erosieputten real time op verschillende dieptes. Zo krijgen we de zoutinstroom volledig in beeld en kunnen we tijdig reageren. Hiermee neemt ook de kans op problemen rond de drinkwaterwinning sterk af.’

Bovenaanzicht van het waterrijke IJsselmeergebied. Naast water is er ook groen te zien. Op de achtergrond zijn enkele parcelen te zien.
Bovenaanzicht van het IJsselmeergebied: Ketelmeer, Keteldiep en Vossemeer. Foto: © Theo Bos.

Kennis en inzicht inzetten

De volgende stap is om de nieuw verworven kennis en inzichten verder in te zetten, bijvoorbeeld bij het vervolg van de regionale uitwerking van de waterverdeling op basis van de landelijke verdringingsreeks en de nog uit te werken ideeën en plannen in het kader van de Agenda IJsselmeergebied 2050.

Toch zijn er ook nog een aantal onzekerheden, waarvoor aanvullende studies te verwachten zijn. Piekstra en De Vrieze: ‘Een belangrijke vraag is hoe robuust we de watersystemen in het IJsselmeergebied (hoofdwatersysteem en regionale watersystemen) willen hebben. Willen we dat aanbod tot het uiterste oprekken of moeten we ergens een grens trekken?’ Daarnaast speelt de prangende vraag wat er met de zoetwaterbeschikbaarheid gebeurt als ook waterkwaliteit en ecologie in de overwegingen worden meegenomen. Volgens Kaffener is bescherming van de zoetwatervoorraad beleidsmatig urgent, staat het hoog op de agenda van het ministerie en moet de opgave van watertekort als gevolg van klimaatverandering via het Deltaprogramma worden geborgd. ‘Er is nog veel werk aan de winkel, maar met de studie ligt er al een stevige basis.’